Hartendief
Let op dames en heren, vooral de heren, eigenlijk, en op een bepaalde manier de dames ook, eigenlijk. We hebben te maken met dieven, cliché als verdomt. Hartendieven. Het ding is, ik ben niet van gezwijmel, niet van de rom-coms, wel dagelijks Bold and Beautiful, daar gaat het al mis.
Maar elke keer als ik naar buiten ga, spot ik een dief, nee, dievegge, ja, een woord kennelijk. En ze doet niet veel eigenlijk, gek genoeg. Stil staan, ademen, waarschijnlijk, en cigaretjes roken, zo fout, niet de actie, niet van haar, maar van mij, alleen die drie dingen opnoemend, lokkend naar me. Ze had een blik net een sirene zo uit de Odyssee gestapt, en ik was tot op dat moment niemand voor haar. Niet veel deed ze dus, behalve harten stelen dan. Elke keer als ze iemands ogen kruiste, bam, als dat het geluid van diefstal is, en ze had er weer één.
Eerder had ik haar al uitgestipt van de menigte, sterk bewust van haar aanhoudende criminele activiteiten, wat zij zelf totaal niet besefte. Hoe ze het deed weet ik niet, hoogst complex, niet genoeg IQ, maar het had vast te maken met lachen, en de ogen, jazeker, en spontaniteit. Ergens daar, daar moet het fout gegaan zijn. Ze was licht, niet tenger, en fit, naast het roken dan, en later vertelde ze waarom. Brunette, donker was het, maar bruine ogen, denk ik. En haar jas, lemmy, zo noemde ze het, vol wol alsof minstens drie schapen geslacht werden om die te maken. Vintage.
En ik sprak haar aan. Klungelig, ze was OK met dat. Relaxed, zelfs. We dronken nadat ik wat had gemorst op iemands schoen en de mijne, klungelig. En we spraken, over veel dat mijn geheugen me niet meer toelaat. Wat had zij een spectaculaire stem, zo diefde ze mijn hart. Intiem, vrouwelijk, charmant, warm, en smoky. En ze stak één op, en ik stak hem aan, en zij zei dankjewel, intiem, en ik zei niets, en lachtte, diep verloren in donkere poelen dat haar ogen waren. En ze jogde, een eind, iets dat ik met haar deelde, vandaar de fitheid. En ze lachte weer, met haar kleine doch sensuele licht gelipstickte mond. En ik genoot, zeker.
Maar de omstandigheden, en misschien wel ik, of haar, beletten mij om haar verder te zien die nacht, of iedere andere dag, wat dat betreft. En zo snel als ze kwam, en stal, verdween ze weer, in de golvende nacht, terwijl haar stem net een sirene bleef spoken in mijn geest, lang daarna, tot nu, kennelijk, en ik was weer niemand voor haar, en menig man ging mij vast voor, maar velen, en velen van vrouwen gingen haar niet voor.