Fietsen in de regen
Ik ben dit weekend bij mijn ouders, maar eigenlijk heb ik daar geen tijd voor. Ik besluit mijn boodschappen voor morgen maar alvast te gaan doen. Gelukkig kan ik van mijn moeder een fiets lenen. En een regenpak. Want op het moment dat ik de deur uit wil stappen plenst het natuurlijk van de regen.
Zuchtend en balend ga ik op weg. Als ik met volle tassen de winkel uit kom – net een beetje opgedroogd – regent het nog harder dan op de heenweg.
Halverwege de route, op een smal weggetje door de weilanden, rijden er twee fietsers voor me: een moeder en haar dochtertje. De moeder in wapperende poncho en de dochter in een mini-variant met Elsa van Frozen erop. Hun achterwielen spatten een fonteintje op vanaf het natte asfalt. Een grote fontein voor de grote fiets, een kleine voor de kleine fiets.
Mijn normale strategie als het regent is om zo snel mogelijk thuis te zijn. Doortrappen alsof ik in de sportschool ben. Maar ik aarzel om de twee voor mij in te halen. Het kindje slingert regelmatig van links naar rechts, dus ik rem wat af en blijf er achter fietsen. Net ver genoeg om niet door de fonteintjes nat gespetterd te worden.
Eerst hoop ik nog bij elke zijweg dat de twee afslaan zodat ik weer vaart kan maken. Maar dan berust ik er in, en ik merk dat er nog een andere strategie is voor fietsen in de regen: het helemaal niet erg vinden.
Ik geniet van het kinderstemmetje dat vrolijk aan het brabbelen is, en de moeder die af en toe glimlachend naar rechts kijkt. Zo fietste ik vroeger ook altijd naast mijn moeder, over ditzelfde fietspad. Ze bracht me overal naar toe: naar school, naar dansles, naar vriendinnetjes. Ook als het koud was of regende. Dat maakte ons nooit wat uit. Het was juist wel fijn, zo saampjes.
Zo geniet ik nu ook weer van de tocht. De lucht is één groot olieverfschilderij, in de verte licht een rijtje berken goud op door een verstolen straaltje zonlicht. Een merel trekt zich niks aan van de regen en zingt alsof het nog zomer is. Mijn moeders fiets kraakt in het ritme van de trappers. Net als vroeger.
Vanochtend had ik nog allemaal belangrijke dingen in mijn hoofd, die écht vandaag moesten gebeuren. Maar die zijn onderweg allemaal verdwenen.
Als ik thuiskom zet ik een grote pot thee voor mij en m’n moeder.