Contact

Grof, vies, vies, grof, klinkt hard het riedeltje van Herman Brusselmans. Zijn stem blijft klinken door de geluidsboxen terwijl onze afstand steeds groter wordt. Ik mis verband, rede, contact, liefde al was dat laatste maar voor zijn eigen woorden. Ik ga vooruit, weg van het podium in de grote hal van bibliotheek Rotterdam en richting de Metro stand. Onmiddellijk herken ik hem, zittend op een bankje. Van de columnworkshop op het Lezersfeest een jaar geleden en van de bewonderende berichtjes over en weer in de tijd daar tussen. Ik ga niet weer over hem schrijven, nam ik mij voor, de stotterende deelnemer die ik vorige keer noemde in mijn verslag van de avond. De moed schiet naar mijn hoofd en nog voor ik heb bedacht of ik wel weet wat ik na ‘hallo’ zal zeggen, heeft het woord de lucht al laten trillen. ‘Kom zitten’, vloeit enthousiast uit zijn mond. Dat doe ik. Alle geluid valt weg. De stille ruimte is gevuld met gedachten die hij wil delen en ik wil horen. Ons beider geduld is het contact. Uiteindelijk wisselen we woorden het wachten waard. Nu was het tijd om te gaan. Als een stel schoolkinderen in een brandrij slalommen we achter de biebmevrouw aan, manoeuvrerend tussen massa’s boekenwurmen, om uiteindelijk te belanden in het hol van de koningin van de jungle. Metaforen moeten wel kloppen zou ze ons later zeggen. ‘Let daar op!’ Het hol is donker. Terwijl de man van de techniek wordt gezocht, gaan er lichtjes aan bij de deelnemers. Smartphones als kaarsen illustreren de kracht van Elfie Tromp. Kwetsbaarheid. Alsof we elkaar in de ogen kijken boven onze bordjes met gebakken Sint-Jakobsmossel met pompoen terwijl zij met ons haar schrijfgeheimen deelt. Vlak voor het dessert zet de techniek de juiste knop om. Geheel verlicht deelt Elfie nu de kracht van een sterk einde. Ze kijkt me aan en vult de stille ruimte met haar gedachten die zich een weg banen door mijn hongerige oren om mijn brein te kietelen.
‘s Nachts maakt al het contact dat ik overdag had kortsluiting in mijn hoofd en droom ik dat een man voor ons huis zijn leven dreigt te beëindigen. Ik ren naar buiten, kniel bij hem neer, kijk hem in de ogen en laat hem vertellen over zijn pijn van chronische overprikkeling. Kwetsbaar deel ik mijn herkenning. Zulke donkere jaren heb ik ook gekend… Maar de techneut om het licht aan te doen komt altijd als je hem niet meer verwacht.