Wat ik doe? Ik ben student!
Het klonk als een verademing in het leven van een student aan de universiteit van Amsterdam toen ik haar de zin ‘Ik ga denk ik toch nog maar een master doen want dan ben ik in ieder geval nog een jaar student’ hoorde zeggen.
Het gaat in dit geval niet om wat ze studeert maar dát ze studeert, zodat ze zo lang mogelijk de titel ‘student’ kan dragen. De tweede master die ze ging doen was iets wat haar ‘wel leuk’ leek maar het ging er haar voornamelijk om dat ze zich nog een jaar kon identificeren met het ‘student’ zijn. Als iemand haar vraagt wat ze doet kan ze nu gelukkig nog een heel jaar lang zeggen ‘ik ben student’ en verder leven in haar student-zijn- bubbel.
Het is niet alleen deze specifieke student die studeert om het studeren. Het zijn vele jonge twintigers die zich identificeren met het ‘studentenleven’ en dit leven inrichten naar alle verwachtingen die bij dat leven horen. Van ‘scholier’ naar ‘student’- zijn wordt alles voor je ingericht, je hoeft alleen maar te voldoen aan de verwachtingen en je hoeft niet na te denken over wat je doet en waarom je het doet. In de studiejaren hoef je enkel bezig te zijn met studeren en je omgeven met mensen die ook ‘student zijn’. Er blijft natuurlijk ook weinig bedenk- tijd over als je twee avonden in de week moet borrelen, huisavonden moet bijwonen om een thuis- idee te creëren met vreemden, ieder weekend terug moet naar je ouders om je kleren te wassen en je ook nog moet werken om je vakanties vol te kunnen plannen zodat je, zelfs als vrij bent, een schema hebt en niet hoeft na te denken.
Aan het einde van je studie loop je er ‘opeens’ tegenaan dat je een keuze moet gaan maken en je dan toch nog maar even een jaartje een master gaat doen omdat je niet weet wat je anders moet of wie je naast het ‘student’ zijn eigenlijk überhaupt bent.
Hiermee wil ik niet zeggen dat je met een studie je moet voorbereiden op een baan of dat je een studie moet kiezen op basis van een baangarantie maar hoe kan het zo zijn dat je drie jaar lang studeert en op geen enkel moment bij jezelf denkt ‘waarom doe ik dit en wat wil ik er mee gaan doen?’
Als je daarna tegen een punt aanloopt waarop je je studentenleven niet langer kan uitsmeren zeg je tegen je omgeving ‘er is geen werk te vinden in mijn veld, in ieder geval geen werk wat ik leuk vind’.
Na die tweede master, als je je studententijd echt niet meer kunt verlengen, moet je alsnog gaan nadenken over het leven daarna, het ‘echte’ leven.