Thuis in mijn hart – ode aan mijn dochter Evy Lynn
Ik denk heel vaak aan je. Aan hoe het zou zijn geweest. Aan hoe het had kunnen zijn. En hoeveel iedereen van je had gehouden, en had kunnen houden. Ik zou mensen vervelen met mijn verhalen over jou, omdat ik nooit zou kunnen ophouden met vertellen over wat je weer allemaal had bereikt op een dag. Bijvoorbeeld je eerste tandjes die door kwamen en de eerste stapjes die je had gezet. Ik zou je overladen met presentjes, want ja, ik aanbad je en dat doe ik nog steeds. Je was, bent en blijft mijn wereld, voor altijd.
En nog steeds…elke keer dat ik in een winkel ben, loop ik automatisch naar "die afdeling" toe, daar waar de snoezige jurkjes liggen en de zuurstokroze schoentjes. De haarbandjes met bloemetjes en de kleine armbandjes die je zo lieflijk hadden gestaan om dat kleine, broze polsje van jou.
Maar dan ineens zie ik je ergens rennen in mijn hoofd, de voordeur uit van ons huis. Je donkere krulletjes dansen driftig mee met de deiningen van je hoofdje, het geklak van je zwarte lakschoentjes galmt door de straat. Je kraait van plezier en je armpjes gooi je uitbundig in de lucht. Je jurkje met fleurige bloemetjes, afgezet met kant, zwiert vrolijk om je heen. Het haarbandje dat tussen je krulletjes zit, schittert in de zon. Je bent een engeltje om te zien.
Nooit zie ik je gezichtje, het blijft mysterieus verborgen tussen al die krulletjes op je hoofd. Je draait je nooit om en dat zal je ook nooit doen, want het is slechts mijn verbeelding dat toont wat ik nooit met jou zal meemaken.
En plots zit je weer in de vensterbank, je gluurt tussen de luxaflex door of papa thuis komt. Dit keer heb je geen haarbandje in en wordt jouw hoofdje omgeven door een krans van krulletjes. Je jurkje heb je ingeruild voor je roze pyjamaatje van zacht katoen. Ongeduldig tikt je voetje, dat over de vensterbank heen hangt, ritmisch tegen de muur. Zodra je de auto ziet aankomen van je papa, laat je je van de vensterbank afglijden en ren je kraaiend van plezier naar de voordeur toe…
De pijn van al die gebroken dromen en verwachtingen is niet in één woord uit te drukken. Het blijft altijd een taboe, het praten over de dood van een pasgeboren baby. Ik zal nooit haar armpjes om mijn nek heen voelen of een kus van haar krijgen op mijn wang. Ik weet wel dat ze altijd zal blijven voortleven in mijn gedachten en hier tot aan mijn sterfbed zal zijn. Want als je van iemand houdt, is diegene niet alleen fysiek bij je, maar heeft ook diegene ook een thuis in jouw hart gekregen.