Ren weg

Cassandra Oostrom 3 okt 2016

Ik staarde uit het raam, mijn knalblauwe ogen langzaam ronddwalend over de met sneeuw bedekte omgeving. Een rilling kroop door me heen toen het geluid van een dicht slaande deur de ruimte vulde. Binnen een paar secondes wist ik door wie de deur met geweld werd dichtgeslagen en de kloppingen van mijn hart versnelde lichtelijk. Elke keer weer, elke keer opnieuw, was het adem inhouden en alles proberen te slikken. Avond in avond uit.

“Luna? Waar is het godverdomme avondeten?” Zijn zware stem echode naar boven.
Ik haalde diep adem en liep, met de stof van mijn trui verfrommeld tussen mijn vingers, de lange steile trap af naar beneden. Op mijn tenen en zo min mogelijk geluid makend, zorgend dat ik niks deed wat hem nog geïrriteerder zou maken. Maar diep van binnen wist ik dat zelfs een lach te veel de sfeer kon veranderen in een grimmige en niet vredige sfeer.
“Het staat in de koelkast,” glimlachte ik voorzichtig terwijl ik om het hoekje van de eetkamer keek. “Ik heb je lievelingsgerecht gemaakt.”

Geen sprankel van een glimlach was te vinden op zijn gezicht terwijl hij zich omdraaide en naar de koelkast liep. Secondes dropen voorbij als een slak maar het gevoel in mijn onderbuik voorspelde al genoeg. “Lievelingsgerecht?” zei hij onder z’n adem, “je bent nu al achttien jaar mijn bloedeigen dochter en nog steeds weet je niks van me. Ik dacht dat je een slim kind was?” Heel even hield hij een pauze maar het hield daar niet op. Hij gooide het bord met vers gemaakte salade in de gootsteen, het geluid van brekend glas in de kamer nalatend. “Lievelingsgerecht,” herhaalde hij met een minachtende lach en pakte een fles sterke drank uit de koelkast. “Ben je nou echt een dom wicht Luna? Ik heb.. ik heb zo mijn best gedaan om jou slim te maken.” De woorden verlieten zijn mond achter elkaar, soms gepauzeerd door een grote slok van de bruin gekleurde fles.

Ik zei niks, bleef doodstil alle woorden proberend te negeren. Maar de kloppingen in mijn hart versnelde bij elk woord dat zijn mond verliet. Elk woord voelde als een klap tegen mijn huid. De ene avond was het, het eten en de andere avond de was die nog niet gedaan was. Waar lag de grens? Eerlijk gezegd wist ik het niet meer, want de grens werd elke avond weer opnieuw overschreden. Alles in mijn lichaam wilde elke avond weggaan, door de sneeuw naar het dichtstbijzijnde busstation te rennen om hier voorgoed weg te gaan.

Maar hij bleef mijn vader.

Kon ik ooit daadwerkelijk vertrekken?