Liefde is…
In één van de straten waar ik post bezorg woont een oude man, die altijd vriendelijk vanachter het raam naar me zwaait. Op dagen dat het snikheet is, doet hij de deur al open als hij me aan ziet komen op m’n fiets. Met een vriendelijke, ietwat schorre stem nodigt hij me dan uit om een glas met ijskoude cola of sinas – weliswaar zonder prik – te drinken in zijn keukentje. Een keukentje dat sinds de jaren ’60 nauwelijks is veranderd, net als zijn kledingstijl. De gesprekjes die we voeren zijn doorgaans simpel van aard. Vaak bericht hij over de – in zijn ogen – avontuurlijke fietstochten die hij bijna dagelijks maakt, door de polders. Of wat de pot schaft die avond. Meestal hetzelfde.
Op alweer een bloedhete zomerdag gaat zijn deur langzaam open. Door de opening zie ik hoe de ogen van de man somber staan. Ik leg een envelop en een reclamefolder op het keukenblad, niet ver van een pruttelende pan met – zo te ruiken – draadjesvlees.
‘Het gaat niet goed met m’n vrouw, jongen,’ begint hij te vertellen.
In zijn rechteroog zie ik een traan alsmaar groter worden.
‘Het zal niet lang meer duren voordat ze naar het verzorgingstehuis vertrekt. Voorgoed.’
De reden: Alzheimer. De Geheugensloper. Steeds meer mensen kunnen rekenen op een bezoekje van deze sluipmoordenaar. Ik leg een hand op zijn schouder. Wat anders dan dat kan ik voor hem doen?
De dagen, weken, maanden erna zie ik de oude man regelmatig fietsen. Op weg naar zijn vrouw, weet ik. Door kou (ik zie hoe zijn gezicht paarsrood aanloopt), door regen (hoe zijn witte haardos een zielig, nat hoopje is) en door wind (hoe hij traag met gebogen rug tegen hoosbuien in rijdt).
Hij zwaait nog altijd vriendelijk naar me en roept steevast: ‘Hey maatje!’
Maar ik zie hem langzaam aftakelen: zijn ogen staan steeds grauwer, er komen nieuwe rimpels bij op zijn voorhoofd. Met ook nog eens de vreselijke gedachte dat zijn vrouw hem met de dag minder herkent. Het belet hem niet om nog alles voor haar te blijven doen. Zolang hij kan.
Hij zal haar nooit vergeten.