Sommige contrasten zijn te groot.
Mijn vriend en ik zijn geland vanuit onze mooie reis in Indonesië en met de trein reizen wij terug naar huis. Helaas zitten alle coupés bomvol, dus wij zitten in het gangpad. Vlakbij een opvallend gezinnetje.
Een jongetje van ongeveer 8 jaar oud kijkt mij aan en hij glimlacht. Hij staat op en maakt zijn broertje en zusje wakker die op de bank liggen te slapen om plaats te maken. “Nee, bedankt, dat hoeft echt niet!” zeg ik. “Laat ze lekker slapen, ze zijn moe.” Het jongetje wijst dat wij mogen zitten en zijn broertje en zusje liggen inmiddels al bij zijn ouders op schoot verder te slapen.
Hij loopt naar mij toe, duwt zijn treintickets in mijn handen en vraagt in het Engels: “Waar is deze halte?”. Ik zie dat de plaats waar zij eruit moeten een dorp is die ik niet ken.
“Waar gaan jullie naartoe?” vraag ik aan hem. “Naar mensen” zegt hij terug. “Gaan jullie naar vrienden of familie toe?” vraag ik. “Nee” zegt hij. “Ow, waar komen jullie vandaan?” vraag ik daarna. “Uit Irak” zegt hij.
Ik krijg kippenvel. Waarom zag ik dit niet? Dit zijn vluchtelingen. Ik bekijk het gezin en zie nu pas hoeveel bagage zij meehebben. En ze zijn moe.. zo moe. Ze slapen terwijl zij onderweg zijn naar een vluchtelingenkamp. Ik bewonder het jongetje. Hij bewaakt de treintickets van zijn gezin in zijn kleine handjes en houdt alles goed in de gaten. Hij waakt over zijn gezin.
Ik voel me schuldig. Ik voel me schuldig dat ik mijn vakantiekoffers mee heb en dit gezin koffers bij zich heeft om te vluchten. Ik voel me schuldig dat ik naar huis ga, iets wat zij misschien niet meer kunnen. Ik voel me schuldig dat zij een reis hebben meegemaakt die misschien wel op elke mogelijke manier moest gebeuren.
Want hoe zou dat zijn? Moeten vluchten voor je veiligheid? Wat neem je mee? Wat laat je achter? Ik wil hen zoveel vragen. En als ik zie hoe jong de kinderen zijn dan breekt mijn hart bij het idee dat zij dit op zo’n jonge leeftijd moeten ervaren.
Wanneer het gezin moet uitstappen helpen wij om alle bagage zo snel mogelijk op het perron neer te zetten. Het is veel, heel erg veel. Het gezin stapt uit en de treindeuren sluiten. Het jongetje draait zich om en hij zwaait naar mij. Ik zwaai terug en ik voel een grote brok verdriet in mijn keel. Dit is vreselijk.
Na deze ervaring besef ik waar ik zo dankbaar voor mag zijn wanneer ik ’s avonds in mijn veilige huisje op de bank zit, want ik heb dat wél.
Wat hebben wij Nederlanders eigenlijk een geluk!