Kermis in de Hel
Buiten schijnt de zon, maar daar lijkt de regen geen boodschap aan te hebben. Vandaag delen zij de leegte tussen hemel en aarde. Ik sta binnen; binnen in de rij bij de Appie. Hoewel ik geen muziek op heb staan, zitten de oortjes van mijn Iphone in mijn oren. Een universeel geaccepteerd teken dat ‘niet tegen mij ouwehoeren’ schreeuwt en, voor zover ik weet, enkel door mijn eigen moeder word geboycot. Ik schrik enigszins als ik van achter mijn sociale barrière een merkwaardige verzameling woorden opvang ‘ … Kermis in de hel’. De oude man voor mij in de rij, die de woorden sprak, heeft zich nu omgedraaid en kijkt mij kalm in m’n ogen. Ietwat opgelaten trek ik mijn oortjes uit en stamel ‘pardon?’. ‘Het is kermis in de hel’ herhaald de man vriendelijk. Als hij mijn vragende blik ziet vervolgd hij: ‘ Een spreekwoord, voor als het regent terwijl de zon schijnt’, ‘ leerde jouw opa en oma je geen spreekwoorden?’. ‘Nee’ antwoord ik, ‘Opa leerde ons schaken en oma leerde ons versjes, maar ik ben niet zo van de versjes, versjes zijn voor vrouwen’. ‘Ja’ lacht de man ‘spreekwoorden zijn voor mannen en versjes zijn voor vrouwen’, dan draait hij zich weer van mij af en staart door de pui van de Albert Heijn de buitenwereld in. Langszij zie ik zijn lach langzaam in een blik van gemis en verlangen verbuigen, ‘versjes zijn voor vrouwen’ fluistert hij nogmaals. Een goed aantal seconde staan we achter elkaar naar buiten te staren als het kassa meisje plotseling ‘Dat is dan vier-en-veertig euro tien’ zegt. Zijn hand verdwijnt in zijn zak terwijl zijn blik langzaam terug keert uit het verleden, afwezig reikt hij het meisje een briefje van vijftig aan. ‘Dat gaat niet meneer, dit is een pin-only kassa’ reageert het meisje. Eerste lijkt het erop dat de hij in verzet wil gaan, maar dan word zijn gelaat weer kalm en staart hij wederom uit het raam, 7, 8, 9 seconden. Tenslotte draait hij zich weer naar mij. ‘Hé, heb jij wel zo’n kaartje je bij je?’. Ik reageer door mijn gezicht in een soort schuldige plooi te trekken en tegelijk mijn bankpasje uit mijn zak te halen en in de lucht te houden. ‘Mooi, regel jij dit dan even’ zegt hij terwijl hij het verfrommelde briefje van vijftig in mijn handen drukt. Terwijl het kassameisje en ik verbijsterd achterblijven sloft hij naar buiten, de regen en de zonneschijn in. Het besef was gekomen, hij had te weinig tijd in de zon over, om zich druk te maken om de regen.