De maatschappij dat zijn wij
Minutenlang stond ik bij de legeflessenautomaat bij de ingang van mijn lokale Dirk te wachten. En nog langer te wachten. De vrouw voor mij probeerde wanhopig een flesje Spa Blauw zonder statiegeld in het apparaat te stoppen. En opnieuw. En zonder resultaat. Terwijl de rij achter mij gestaag groeide, als een kudde schapen die de feilbaarheid van automaten als vanzelfsprekend beschouwt, begon ik mij steeds meer op te vreten. Zou ik er wat van zeggen, of deze Sisyfuskwelling nog wat langer aanzien?
Mijn nieuwsgierige inslag won het weer eens van de praktijkman. Zouden mensen zelf blijven nadenken als de praktische zaken in hun omgeving steeds meer worden geautomatiseerd? Of wenden ze zich voor dat de apparaten het voor hun moeten oplossen? Bij deze mevrouw wist ik het niet. Ze zag eruit als iemand die de maatschappij de schuld geeft van alles, maar in haar gedrag toonde zij zich een rasopportunist, die tegen beter weten in probeert 10 cent te peuren uit een plastic flesje.
Hoofdschuddend zag zij aan hoe het automaat haar kwelgeest telkens uit bleef spugen, onder het motto ‘deze fles wordt bij deze winkel niet geaccepteerd’. Uiteindelijk kon ik het tafereel als aanvoerder van de winkels blokkerende rij niet meer accepteren. ‘Mevrouw, op dit flesje zit waarschijnlijk geen statiegeld’, zei ik. Terwijl zij zich verongelijkt door de aangroeiende mensenmassa worstelde, dacht ik nog te horen ‘waar bemoei je je mee?’. Maar het kan ook verbeelding zijn geweest.