De afstotelijkheid van de hulpbehoevende

[email protected] 23 sep 2016

Vorige week had ik dankzij de Lidl eindelijk een apparaat in huis waarmee noten tot pasta gedraaid kunnen worden: de ‘nutrition mixer’ van silvercrest. Groot was de voorpret waarmee ik mijn eerste lading pinda’s in de splinternieuwe beker schoof. Groter was mijn verbazing toen ik het apparaat uitzette en het daarop zo hard uit elkaar knalde dat alles in een straal van vijf meter -muur,lijf,plafond- beslingerd werd met met, helaas, kokende pindakaas. Na een kwartiertje te hebben gescholden onder de koude douche begaf ik mij naar de huisarts. Omwikkeld met een druipende handdoek, dito fietsbroek en slippers strompelde ik naar buiten, onder begeleiding van weinig opwekkende gedachten over brandwonden, goedkope mixers, pindakaas, muizen die van pindakaas houden, en mijn sleutel die nog binnen lag.
Bij de moskee in mijn straat vroeg ik in een stabiele fietser om een lift naar de huisarts. Hij stuurde netjes om me heen en versnelde zijn tempo. Een straat verder, spotte ik een jonge jongen in een lage auto. Ja dat kon, maar zijn autostoel werd nat; halverwege gooide hij me er midden op de linker weghelft toch maar uit, met de trotse mededeling ‘de weg is van mij, ik kan overal stoppen’. Het laatste stuk dan toch maar gelopen naar de huisartsenpraktijk waar ik onmiddellijk werd gezalfd en gezwachteld.
Met een maagdelijk wit verbonden bovenlijf liep ik even later terug langs de moskee naar mijn dichte voordeur, fantaserend over de heldhaftige, niet pindakaas gerelateerde associaties die ik vast bij mijn buurtbewoners opriep. Ik had zin in een glas water en een sigaret. Maar ook droog en gezwachteld bleek ik mensen af te stoten. Blikken brandden in mijn rug maar versprongen schichtig naar grond of lucht als ik contact zocht. Trappenhuisgenoten zagen niet mij maar wel de deur waarnaast ik stond te bedenken wat ik nu ook alweer ging doen. Vrome moskeegangers stoven uiteen toen ik daar dan maar een glas water ging halen. Voor menselijk contact moest ik wachten op de per telefoon bestelde vrienden en familie.
Een uur later, toen ik overstelpt werd met lekkere dingen (een sporadisch vingertje van de muur geschraapte pindakaas) en de bezorgdheid van mijn ‘vertrouwde kring’, had ik toch nog een hol gevoel in mijn maag. Al die mensen in de stad, zo dicht opeen, het lijkt soms zo’n gezellige bende. Maar wie ze een keer echt nodig heeft blijkt plotseling toch alleen.