Zomer 1978
In de zomer van 1978 liet ik me overhalen om als groepsleider naar een tiendaags vakantiekamp voor gehandicapte kinderen te gaan. Het werd georganiseerd in een jeugdherberg in Oldebroek in Overijssel. Ik durf nu te bekennen dat ik doodsbenauwd was voor wat me te wachten zou staan. Had gehoord dat het varieerde van kots ruimen en billen poetsen, via pingpongen, speurtochten organiseren, tot extatische en emotionele ervaringen die je je hele leven nooit meer zou vergeten. Er waren in totaal pakweg vijftig kinderen en dertig vrijwillige groepsleiders. Samen met Karin, José en Maja kreeg ik de zorg voor zes kinderen. Ik herinner me onder andere Johanna, Frank en Darryl, kinderen die toen tussen de acht en twaalf jaar waren. Gelukkig had Maja een hoop ervaring. Ze was verpleegkundige van beroep en net wat ouder dan de drie koudwater-studenten in ons groepje.
In die tien dagen bouwden we hutten in de bossen, zongen ons schor, draaiden nachtdiensten omdat er kinderen waren die gedraaid moesten worden, om water riepen, een verhaaltje wilden, naar de wc moesten, slecht gedroomd hadden, enz. Er waren verliefdheden en niet alleen tussen de begeleiders die er de leeftijd voor hadden. Ook waren er vroegwijze vakantiegangertjes die onderling dikke vriendjes werden, of helemaal ‘op een groepsleid(st)er waren’.
Het was een tiendaagse om nooit te vergeten. Iedereen was euforisch. Maar toch kwam de laatste dag, waarna iedereen weer naar zijn eigen huisje-boompje-beestje zou gaan. En als je dan thuis was, dan snapte helemaal niemand van vrienden en familie wat je in Oldebroek meegemaakt had. Zo’n ervaring blijk je alleen maar te kunnen delen met degenen die er ook waren.
Na afloop werden er heel wat brieven geschreven en soms ook bezoekjes gebracht naar allerlei uithoeken in het land. Na afloop stuurde Maja me een paar foto’s en ik schreef terug. En ook al ligt het kamp inmiddels een kleine veertig jaar achter ons, we schrijven (niet mailen) nog steeds trouw een paar brieven en kaarten per jaar. We delen letterlijk alles wat ons bezig houdt. Goede kans dat ze meer van me weet dan mijn eigen vrouw. Een enkele keer schrijven we over een herinnering uit 1978. Als ik een brief van de mat raap, laat ik deze, voordat ik hem open, altijd eerst een paar minuten voor me op tafel liggen om via het uitgesproken en altijd herkenbare handschrift op de envelop, het genieten van deze vriendschap weer tot me door te laten dringen.