Vroeger wou ik blond zijn
Vroeger wou ik blond zijn. Vroeger, tot zover terug mijn hersenen in staat zijn herinneringen op te wekken, heb ik altijd blond willen zijn. Met van die mooie blauwe kijkers, zoals die van mijn vriendinnetje Kim van vroeger waar ieder mens zijn hoofd voor zou omdraaien. Kim was mijn allerbeste maatje en het kon haar niet veel schelen dat ik haar Kiem noemde. Het heeft de buitenlander in mij veel bloed, zweet en tranen en wat jaren gekost om de klank in haar naam goed uit te spreken.
Echter bleef ik mijn best doen: ik oefende en oefende. De nare blikken van anderen deden pijn. Ze staken als een dolk in een multicultureel hart. Nu als ik terugdenk, denk ik weleens: maakte het werkelijk wat uit? Kim was Kim of ik haar nou Kiem of Kim noemde. Ze bleef mijn maatje.
Ook mijn haar bleef hartstikke donker. Ieder jaar wanneer mijn moeders hangkalender de zomer inluidde kuste de zon mijn haren bruin, maar dichter bij blond kwam ik niet. Die blauwe kijkers van iedereen om mij heen werden ook nooit de mijne, mijn oogkleur zou voor altijd samensmelten met mijn pupillen om te verdwijnen in een gat van duisternis.
Het smachten van die uiterlijke gelijkheden doorgrondde interne verlangens. Het was streven naar het euforische gevoel van gelijkheid, van een zijn, van verdwijnen in de massa… onbewust streven van een puur kind. Pure onwetendheid vulde mijn aderen, klopte bloed naar mijn hart, zoals bij mijn blonde vriendinnetjes, die iedere keer maar weer voor lief hadden genomen dat ik niet in staat was alle klanken te produceren. Ik leerde in mijn leven heel wat Kim’s kennen, maar nooit meer het gevoel van schaamte. Niet omdat Kiem Kim werd, maar omdat ik altijd Noene heb mogen zijn.