Een brief aan Lyme (deel 1)
(Deel 1: ik heb mijn column opgesplitst. Ik kom net over die 400 woorden. Hopelijk is dat geen probleem)
Beste Lyme,
We kennen elkaar al lang. Tien jaar alweer. We zijn samen opgegroeid. Jij was erbij toen ik een hoge Citoscore haalde in groep 8. Jij was erbij toen ik met knikkende knietjes brugpieper werd. Jij was bij mijn eerste date, mijn eerste kus, mijn eerste vriendje. Toen ik Cum Laude mijn Propedeuse haalde, jij was erbij. We hebben samen veel meegemaakt. Jij zorgde ervoor dat ik netjes leefde. Uit tot 4 uur s’ nachts? Nee, door jou lag ik vroeg in mijn bed. Een hele dag winkelen? Nee, jij was het na één winkel al zat.
Met de jaren kregen we meer contact. Eerst waren we vage kennissen. Maar steeds meer groeiden we naar elkaar toe. Jij liet mij weten dat ik alles voor je was. Je kon niet meer zonder mij. Ik voelde mij gevleid. Jij had mij uitgekozen. Je wilde alleen mij.
Maar onze relatie begint mij dwars te zitten. Zijn de rollen wel eerlijk verdeeld? Een vriendschap komt van twee kanten. Zo voelt het niet voor mij. Jij neemt en ik moet alsmaar geven. Jij dramt altijd je zin door. Als je geen zin hebt op erop uit te gaan, dan gaan we niet. Jij laat je niet overhalen. Ook al weet je hoe groot plezier je mij ermee doet.
Jij bent hebberig. Je wilt mij voor je alleen. Ik mag geen anderen in mijn leven hebben. Die zie jij als een bedreiging. Komt er iemand langs, dan zit jij er altijd bij. Soms moet ik zelfs mijn bezoek afzeggen. Jij hebt namelijk geen zin. En als ik niet naar je luister, laat je mij boeten. Zo zorg je ervoor dat ik de volgende keer wel doe wat jij zegt.
Jij hebt veel aandacht nodig. 24/7 ben je bij me. Je wijkt niet van mijn zijde. Geen minuut kan je zonder mij. Ik probeer je soms af te schudden. Altijd zonder succes. Je hebt mij altijd door. Houdt mij nauwgezet in de gaten. Je bent er altijd.
Lyme, ik ben het zat. Je verstikt me. De laatste weken heb ik geprobeerd het contact te verbreken. Ik probeer je op jouw gevoelige plek te raken. Dat viel niet goed. Jij bent boos. Zeg maar gerust woedend. Hoe kan ik jou dat aan doen? Na al die jaren samen.
In plaats van mij ruimte te geven, kom je nog vaker langs. Op onverwachte momenten duik je op. Denk ik eindelijk rust te hebben. Nee hoor, daar ben je weer. Soms heb ik spijt. Had ik je niet zo hard aan moeten pakken? Was je dan rustiger geweest? Liet je mij dan wel meer mijn gang gaan?