Ouwemannenlucht

Samen met collega Fröhlich zit ik in de auto op weg naar een cliënt van ons accountantskantoor..
Fröhlich vraagt om welke klant het gaat.
‘Geen idee, Fröhlich,’ zeg ik opgewekt. ‘Ik heb alleen zijn hobby onthouden. Daar had hij het over aan de telefoon. Het heeft iets te maken met het fabriceren van houtskookrubbings van grafzerken. ’
Om de tijd te doden zet ik een cd op. Zestiger jaren shit maar goed, je moet wat.
Clifff Richard (Klef, voor intimi). The young ones. ‘Lekker actuele titel hè, Fröhlich, gelet op de recente beschuldigingen van pedofilie van heer Richard?

Fröhlich zucht en doet zijn jas uit waardoor wij geconfronteerd worden met een fel rood Noors vest en Cliff Richard twee noten overslaat.’
“Luister Fröhlich,’ zeg ik “geduldig”, ‘We zijn op weg naar een klant, ja. We zijn, en dat benadruk ik hierbij, niet op weg om ergens te poseren voor een Noors breipatroon.’

Fröhlich zucht weer , zwijgt even en zegt dan: ‘er bestaat een woord voor jou, van Gellekom.’

Ik krijg er een beetje genoeg van. Wij rijden door een wijk ergens in een plaats dat Fiemel heet. Godbewareme.
Een straat met flats met rare balkons. Mensen die thee drinken op balkons met uitzicht op mensen die op andere balkons thee drinken. Waar gaat het nog over.
Fröhlich vraagt of ik wil stoppen bij de dameskapper die wij net passeren. Hij moet even plassen en heeft honger (?)
Dus stop ik bij de dameskapper en wij stappen uit.

Binnen bestelt Fröhlich een patatje oorlog. Die humor van Fröhlich. Hij zou zalen kunnen vullen.
De kapster kijkt onbewogen naar Fröhlich: ‘U heeft een ouwemannen lucht om u heen hangen, wist u dat? ,’ zegt ze dan. ‘Het ruikt naar beschimmelde zemelen.’
Frohlich zwijgt even. Verslagen op woorden in Fiemel. ‘Het was maar een geintje hoor’, lacht hij .’Is er een echte snackbar hier in Fiemel ?’
Kapster trekt haar neus op: ‘Dat hebben we wel, ja maar laat die man daar,’ en ze wijst op mij en mijn recent aangekochte parka, ‘ zijn kamelendekje uittrekken want de snackbar-eigenaar is allergisch voor de meur die er vanaf komt. En die grijze vlekken daar, op zijn mouw, zijn dat vlekken waar je over moet biechten?’
‘En zijn Noorse trui dan?,’ stamel ik geschokt. En ik wijs op de potsierlijke uitdossing die Fröhlich een trui noemt.
Ze zwijgt..

Fiemel…Geloof me, het bestaat echt. Kijk maar op de kaart..