Natascha, ik mis je nog steeds

petervanheiningen 25 jul 2016

Ik ben van nature niet sentimenteel. Zo werd ik niet opgevoed. Mijn ouders waren streng, maar rechtvaardig. Goed met emoties omgaan had ik niet geleerd. Toch zijn er momenten geweest, waar ik het te kwaad had. Zo’n ogenblik deed zich voor, toen onze eerste hond, ziek werd.

In de eerste kinderloze beginjaren van ons huwelijk beleefden we veel plezier aan Natascha, een vuilnisbakkenras. Na een dagje uit aan zee werd ze ontzettend ziek. Eerst dachten we, dat ze kou gevat had, of zeewater binnen had gekregen. Maar toen er bloed in de ontlasting zat, vreesden we het ergste. Een bezoek aan de dierenarts bracht uitsluitsel: een acute darminfectie met kleine kans op genezing.

Nog zie ik het dier liggen in haar mand: het kopje schuin omhoog, de neus kurkdroog en een veel te snelle ademhaling. Met pipetjes probeerden we water en medicijnen binnen te krijgen. Drie nachten bleven we op. Af en toe droeg één van ons haar naar buiten, zodat ze haar behoefte kon doen. Slechts slijmerig donker gekleurd bloed ontglipte aan haar trillend lijfje.
Een aantal malen bracht de dierenarts onderhuids vocht aan om de uitdrogingsverschijnselen tegen te gaan. Haar ogen werden steeds troebeler.

Maar als je haar zachtjes riep, richtte ze zich even op om te laten zien: “Ik ben er nog. Ik geef het niet op. Ik ben nog maar vier, hoor”.
Naarmate de uren verstreken werden haar bewegingen heftiger. Een beetje water toedienen werd onmogelijk: de kaakjes leken steeds vaster op elkaar te zitten; haar vacht scheen doffer en stugger dan ooit. Het naar buiten brengen werd haast een worsteling.

Tenslotte waren we ten einde raad en reden we samen met Natascha naar de dierenarts.
Een kort laatste onderzoek gaf geen hoop meer: “Ze is op, ze kan niet meer. Ik zou haar laten inslapen”, adviseerde de man.
Even keken we elkaar aan, toen knikten we beiden. Nog één keer keek Natascha ons aan met haar donkerbruine ogen, alsof ze wilde zeggen: “Bedankt voor die vier fijne jaren”.

Toen berustte ze in haar lot en legde ze haar hoofdje neer op de tafel. Eén snelle spuit was voldoende om het moegestreden diertje uit haar lijden te verlossen. Een kleine trilling ging door haar heen. De tranen achter onze ogen zochten een uitweg, nog één keer streelden we haar. Stil reden we met haar naar huis. In de mand op de achterbank was het akelig stil.