De nachtmerrie van mijn ouders

Verpleeghuizen presteren onder de maat. Politici spreken hun zorg uit. Het is “je ergste nachtmerrie als je vader of moeder verkeerde medicijnen krijgt toegediend.”.
Mijn nachtmerrie is niets vergeleken met die van mijn ouders, namelijk: opgenomen worden in een zorginstelling. En niet zozeer om de al dan niet erbarmelijk geleverde zorg. Veel meer dan dat betekend opname in een zorginstelling: afgesneden worden van de maatschappij. Eigen regie wordt grotendeels afgenomen, er is beperkte vrijheid en beperkte ruimte voor individualiteit.
Dit weten we allemaal. Er heerst dan ook een collectieve gewetensnood in Nederland.Tegen beter weten in hopen wij dat onze liefdevolle, persoonlijk aandacht, een op een wordt overgenomen door professionele zorgkrachten. Verstandelijk begrijpen we wel dat de twee of drie zorgmedewerkers die verantwoordelijk zijn voor grote aantallen bewoners nauwelijks tijd kunnen vrijmaken voor individuen. Maar de wens is de vader van de gedachten en ons gekwelde geweten dwingt ons de lat hoog te leggen. Het wordt ‘wij’ tegen ‘zij’ en we spreken in termen van ‘rechten’ en ‘plichten’. Onze geliefde heeft recht op 2x per week boodschappen doen, een uurtje persoonlijke aandacht of begeleid ziekenhuisbezoek. En het is de plicht van de instelling om dit recht te vervullen.
Het pijnlijke besef zelf de gewenste zorg niet meer te kunnen bieden, slaat om in een scherpe en veroordelende houding naar zorginstellingen. Niet zelden leidt dit tot grote kritiek naar het personeel als waren zij niet of onvoldoende betrokken bij de bewoners of onprofessioneel. Slechts in beperkte mate durven wij het inzicht toe te laten dat opname in een verpleeghuis definitief een einde maakt aan de mate van vrijheid, individualiteit en zelfbeschikking die ons Nederlanders zo aan het hart ligt. Verpleeghuisbewoners zijn overgeleverd aan het ritme en de cadans van een nieuwe wereld, een die wij buitenstaanders schoorvoetend betreden en het liefst weer zo snel mogelijk verlaten. En dit besef van beperking en insnoering in die andere wereld schuurt. Hoe goed de zorg ook geregeld is, het zal nooit goed genoeg zijn. Wanneer wij dit onder ogen durven zien kan pas verandering optreden. Dan stappen wij die zorgwereld binnen en wandelen niet alleen met onze familie, maar ook met die andere eenzame oudere. Dan wordt ‘zij’ ‘wij’ en worden wij van buitenstaander, participant in de zorgwereld.