Zes liter water
Mijn favoriete columnist vertelt in een interview dat hij om tien uur gaat zitten en dan nog geen flauw benul heeft waar zijn stukje over zal gaan. Tegen het eind van de middag is hij tevreden. En zit er altijd een zin in zijn column waardoor hij zich de grootste schrijver van Nederland waant. Op zo’n dag gooit hij wel zes liter water naar binnen. Alsof hij de woorden aan laat spoelen. En als strandjutter keurt wat hij allemaal kan gebruiken.
Het beoogde uur. Een sneeuwwit vel. De bijzondere wetenschap dat James Worthy nu over zijn innerlijke strand slentert. Net als ik over het mijne. Ik in de hoofdstad van de Liemers, hij in de hoofdstad van het land. Alsof het iets uitmaakt. Zitten is zitten. Hij kan in Gelderland vertoeven, ik in Amsterdam. IJskoud kunstje. Wat ziet hij vandaag? Wat zie ik?
Ik daag mezelf uit altijd het mooie te zien. In de regen naar de Jumbo te lopen in de hoop die dikke man op zijn scootmobiel te treffen. Het onschuldige beeld van zijn dochtertje, staand op het plateau, die een grote paraplu voor hen ten hemel spreidt. Tussen bergen zwerfvuil op het witte zandstrand op zoek te gaan naar helend barnsteen. Een gruwelijk boze Syriër die ik uren begeleidde, laten uithuilen op mijn schouder. Zien dat zijn woede slechts het vel was op gekookte melk van verdriet.
Op het toilet geniet ik van de heerlijke opstijgende odeur van mijn pis. De niet te evenaren geur van asperges de avond ervoor. Denk terug aan hoe ik gisteren door Duitsland fietste. Talloze vrouwen met hoofddoekjes in een reusachtig aardbeienveld. Een Duitse in bikini ertussen. Herinnering aan de pijnlijke houding van de pluk. Hoe ik als kind ooit op mijn donder kreeg. Bakken vol samengeknepen aardbeien. Verkeerd geoogst, dus onverkoopbaar.
Hoe ik gisteren een enorm insect in mijn keel kreeg. Kokhalzend op de pedalen. Het beest vervloekend. De tranen in mijn ogen. En dan in de schemering ineens juist verwondering om insecten. Wijs als een kind naar zwermen vuurvliegjes. Hoe is het toch mogelijk? Het barnsteen van mijn avond.
Het is redelijk ver in de middag. James is waarschijnlijk nog bezig. Ik open de gordijnen en realiseer me dat ik nog niet aangekleed ben. De emmer vol water onaangeroerd op tafel.