Schijt!

Milene van Arendonk 2 jun 2016

Ik heb er zo’n schijt aan. Altijd al gehad. Vroeger schoof ik zo’n hondendrol in een plasticzakje, legde ik het voor de deur van het baasje, stak ik het in de brand en belde ik aan. Vanachter de struiken keek ik toe hoe meneer in zijn eigen hondendrol stond te springen. Kon hij niet om lachen.

Dat trucje werkt natuurlijk maar één keer. De keer daarna moest ik wat anders proberen. Zelfs de drol in een zak door de brievenbus duwen hielp niet. De hond kan je het moeilijk kwalijk nemen, die doet wat er gevraagd wordt. Ik heb weleens een poepbrief gestuurd. Een mooie brief geschreven met de stront van meneer zijn eigen hond. Vond hij niet leuk. De overheid doet er niets aan. De hondendrollen passen wel bij Den Haag. Vroeger al stond de stad bekend als stinkstad. De grachten dienden als riolering. De straten nu als openbaar honden toilet.

Laatst stond ik in een hoopje kattenstront toen ik mijn auto in wilde stappen. Een vriendin van me zei ‘ach daar kan dat beestje toch niets aan doen?’ Dat vind ik zo’n rare opmerking. Alsof ik er wel wat aan kan doen. Alsof poep van het ene dier minder erg is dan dat van een ander dier. Paardenstront is niet anders. Schijt is schijt. En ik sta liever in geen enkele stronthoop.

Of koeienschijt dan. Dat noemen we dan weer vlaai. Een Limburgse is er niets bij. Op de wereld zijn zoveel koeienvlaaien dat deze vlaaien het grootste probleem van klimaatverandering vormen. Misschien moeten we zo’n koeienvlaai in een doos voor het ministerie zetten. Honderden van die koeienvlaaien in Den Haag in de fik. Dat zou wat zijn.