Ik stond erbij en ik keek ernaar
‘Op je knieën. Ga op je knieën.’ Een donkere man wijst naar de grond voor hem.
‘Dat kan ik niet meneer, ik heb last van mijn rug.’
‘Wil je geld? Dan ga je op je knieën voor mij. Doe het.’
‘Oké, ik zal kijken wat ik kan doen. Ik zal eens …’
De bedelaar maakt zijn zin niet af. Het kost hem veel moeite, maar uiteindelijk raken zijn knieën de grond.‘Nu moet je mijn voeten kussen.’
‘Dat kan ik niet,’ zegt de bedelaar dan. ‘Ik ben al zestig.’
‘Doe het.’
Hij doet het. Langzaam buigt hij naar voren, hij is niet snel genoeg.
‘Doe het dan, doe het dan. Kus mijn voeten!’
De lippen van de bedelaar raken de schoen. De man lacht voldaan.
‘Deze was voor de slavernij, dus je krijgt geen geld.’
Dit tafereel speelde zich af in de metro van Bijlmer Arena naar Amsterdam Centraal. Ik wist wel dat dit soort dingen gebeurde in de wereld, maar dat was een ver van mijn bed show. Iedere keer als ik zo’n verhaal las in het nieuws of ergens op het internet, dan zei ik tegen mezelf: ‘Als ik dit zou zien, zou ik er wat van zeggen.’ Maar ik stond erbij en ik keek ernaar, net als de rest van de mensen in de metro.
Schreeuwen wilde ik. Zeggen tegen de man dat hij eens heel rap normaal moest doen. Maar ik durfde het niet. Bang voor wat er zou gebeuren als ik het wel deed. Bijna had ik de bedelaar zelf mijn geld gegeven.
‘Hier,’ wilde ik zeggen. ‘En beloof je me dat je nooit meer op je knieën gaat voor iemand.’ Maar ik deed niets, helemaal niets.
Kotsmisselijk werd ik ervan. Hoe kunnen mensen elkaar zo kleineren? Iemand opdrachten uit laten voeren alsof het niets meer dan een straathond is? Ik wist dat het respect voor elkaar aan het verdwijnen was. Dat het echter zo erg met ons gesteld is anno 2016, doet me schrikken. Ik schaam me. Voor de man omdat hij zoiets durfde te vragen, voor mezelf omdat ik er niets van zei en voor de complete mensheid dat we het zover hebben laten komen. We staan erbij en we kijken ernaar, en daarmee is alles over 2016 wel gezegd.