Homo Sapiens
“Ben jij een homo?”
Die vraag hebben ze mij nogal eens gesteld toen ik leerling was op de middelbare school. En wat ik ook antwoordde, ik was altijd de risee. Zei ik ja, dan riepen ze “flikker” tegen me. Zei ik nee, dan kreeg ik daarop de vraag: “Wat ben je dan? Een beest of zo?”. En zei ik iets anders, dan gaf ik geen antwoord op de vraag. Op een gegeven moment was mijn kookpunt bereikt. In een uitbarsting van woede schreeuwde ik: “JA, IK BEN EEN HOMO!!”. En vervolgens in beheerste toon: “Sapiens”. Denkende mens. Dat begrip hadden we geleerd in de geschiedenisles. En opeens was het stil.
Dat was 1985. Homoseksualiteit was vies en zondig. In de Duitse les was het een populaire grap: aids was een homoziekte, want Anus Infektion Durch Sex. En dus moesten die homo’s maar Mars eten: Macht Alles Richtig Sauber. Een grap, om onze onwetendheid te verhullen. In dat jaar maakten enkele fijne jonge kannibalen een liedje. De smalltown boy van Bronski Beat bleek Jantje te heten. Onbegrepen, weggepest door iedereen, weggelopen uit het ouderlijk huis, op zoek naar liefde en begrip. Jantje moest toch maar vooral thuiskomen. Op schoolfeesten zongen we het liedje mee zonder dat we precies wisten wat er met Jantje aan de hand was.
Inmiddels is er voor mensen zoals Jantje veel veranderd. In mijn studententijd was er al die vereniging “1 op 10”, genoemd naar het feit dat 10% van de studenten wel eens de behoefte voelde om seks met het gelijke geslacht te ervaren. Toen ontstonden ook de Gay Prides. Nationale en internationale beroemdheden die uit de kast kwamen. De Roze Maandag op de Tilburgse kermis. En in de danssport, voor de meesten toch een wereld van heer en dame, is “equality dancing” inmiddels een erkend begrip.
11 juni 2016. Jantje heeft zijn plek gevonden waar hij liefde en begrip mag voelen. Maar Jantje komt nooit meer thuis. Want op dezelfde plek was op datzelfde moment ook een jonge niet zo fijne kannibaal, bij wie het kookpunt bereikt was. Een beest dat homoseksualiteit maar vies en zondig vond en de levens van Jantje en tientallen anderen vermorzelde. En opeens was het stil.
Ik lees de berichten in de krant. Ik stel mijzelf vragen waarop ik het antwoord niet weet. Was het een uitbarsting van woede? Of een vlaag van onwetendheid? Homo sapiens. Ik denk. De kannibaal dacht. Ik denk na. Maar de kannibaal dacht niet na. Hij dacht iets uit. Omdat hij uitgedacht was. Klaar was met denken. De rest van de wereld met onklare gedachten achterlatend.