Het Kronenburg is mijn park niet meer
Soms zit ik wel eens in het park. Het Kronenburg. Even een sigaretje doen, relaxeren in de zon, gewoon ontspannen. Vrijwel zonder uitzondering ben jij daar ook te vinden. Luidruchtig typetje ben je. Zonder enige vorm van gêne loop je daar rond op de voor mij onherkenbare melodie van jullie geheel eigen ‘muziek’. Met je dikke bips. Als soort van belichaming van de verloedering van onze maatschappij hebben jij en je soort je het mooie parkje toegeëigend.
Daar waar er vroeger nog een natuurlijke, door ons beide gerespecteerde afstand tussen ons was, werd je de laatste tijd steeds minder schuw. Je zocht wat meer toenadering. Zo keek je wel eens mijn kant op, om vervolgens -wanneer je zeker wist dat ik terug keek- even verleidelijk met je niet bepaald geringe achterste te schudden. Alsof je iets van me wilde. Aanvankelijk schonk ik er maar weinig aandacht aan. Ik vond het een beetje vreemd. Maar ik moet eerlijk zijn: ik vond ‘t stiekem ook wel interessant. Je intrigeerde me steeds meer, en ik moest vaak glimlachen wanneer ik je weer zag lopen. Langzaamaan begon ik te geloven dat de verschillen die er tussen ons zijn, misschien wel helemaal niet zo groot zijn. Dik, dun, bruin, wit; uiteindelijk zijn we allemaal van dezelfde sterrenstof gemaakt, toch? Met je gedrag gaf je me hoop. Hoop op een betere wereld, een wereld van gelijkheid en acceptatie. Tot vanmorgen dus, toen je het nodig vond om zomaar, zonder enige waarschuwing, op m’n schoen te schijten. Smerige kak-eend, van mij krijg je dus nooit meer broodkruimels.