Drugsvoorraad: Checkpoint en de Leidse drugszaak
In de flowerpowerperiode, de nieuwe jongerencultuur van de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw, werden drugs van allerlei makelij populair. Langzamerhand werd er gedoogd. Gedogen is niets anders dan strafbare feiten niet vervolgen, terwijl het betreffende overheidsorgaan daartoe wel bevoegd en in staat is. ‘Gedogen’ is typisch Nederlands en het bestuursrechtelijk formaliseren daarvan wordt in het buitenland volstrekt niet begrepen. Handel in verdovende middelen is in de EU en mondiaal verboden. Het EUrecht gaat boven het nationale recht, inclusief de grondwet van de lidstaten, uit [Costa/ENEL]! Een coffeeshop pal aan de grens is verboden. België is not amused. Minister Donner wordt ingelicht en burgemeester Lonink van Terneuzen moet het verbod opvolgen. Een gedoogbeschikking moet voldoen aan de eisen van onder meer deugdelijke motivering. Worden de voorwaarden in de gedoogbeschikking niet nageleefd, zal het bestuur eerst de beschikking moeten intrekken, alvorens rechtstreeks handhavend te kunnen optreden. Het bestuur kan namelijk alleen een herstel sanctie opleggen bij overtreding van bij of krachtens de wet gestelde voorschriften, en NIET bij overtreding van voorwaarden in een gedoogbeschikking. Het Openbaar Ministerie voert in eind 1991 landelijk de zogenoemde AHOJ-G criteria in. De criteria houden het volgende in: 1. geen Affichering; 2. geen verkoop van Harddrugs; 3. geen Overlast; 4. geen verkoop van drugs aan Jeugdigen en geen toegang aan de jeugd tot een coffeeshop; 5. geen verkoop van Grote hoeveelheden per transactie, dat wil zeggen een paar gram voor eigen gebruik. Niet meer dan 500 gram handelsvoorraad. In beide zaken gaat het om de voorraad. Begin juni 2016 achtte het hof in de Leidse drugszaak aannemelijk dat de aangetroffen hennep diende om de beperkte verkoopvoorraad van 500 gram aan te vullen: een zgn. ‘stash’. Beleidsregels in ‘Aanwijzing Opiumwet’ wogen mee. Verdachten mochten erop rekenen niet te worden vervolgd. In de Terneuzense zaak Checkpoint vernietigde de Hoge Raad eind april 2016 de uitspraak van het hof. Een ander hof moet het overdoen. De Hoge Raad geeft mee, dat het OM slechts in uitzonderlijke gevallen niet-ontvankelijk mag worden verklaard, bijv. wanneer door of namens het OM bij de verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat van vervolging zal worden afgezien en alsook de vervolgingsbeslissing onverenigbaar is met het verbod van willekeur. Terneuzen volgt deze zaak op de voet. Het zal mr. Cees Freeke benieuwen!