Alles voor een snuif

Krissie van den Broek 8 jun 2016

De zolen van je schoenen zijn volledig versleten en op je rechterhiel zit een reusachtige blaar. Met een terneergeslagen blik vertel je me de hele nacht te hebben gelopen. Ik vraag hoeveel gram het deze keer was. Ongeveer vier, fluister je, bijna onhoorbaar. Je schouders hangen lager dan ooit terwijl je vermoeid richting je slaapkamer sjokt.

Je bent nu een tijdje bij ons opgenomen maar eigenlijk ben je hier niet op je plek, vindt het behandelteam. Zeker, je hebt last van hallucinaties en waanideeën en inmiddels is de diagnose schizofrenie gesteld. Daarnaast kamp je echter met een hardnekkige cocaïneafhankelijkheid en het therapeutisch aanbod van de kliniek is hier niet op ingericht. Telkens loop je weg om te kunnen gebruiken en totaal afgepeigerd klop je dan de volgende ochtend weer bij ons aan.

Ik heb met je te doen, want ik zie dat dit ook niet is wat jij wilt. Je vervloekt de zucht naar telkens weer een snuif, maar het monster dat verslaving heet houdt je volledig in zijn greep. Inmiddels doe je alles voor een beetje coke, en jij en ik weten dat ‘alles’ eigenlijk ‘veel te veel’ betekent. Met je haast lichtgevend witte huid en helderblauwe ogen ben je een gewild slachtoffer, en om maar aan geld te komen laat jij je keer op keer gebruiken.

Op goede momenten ben je een grappige jongen, recht voor zijn raap. Als jij er bent komt de afdeling tot leven, er gebeurt eindelijk wat. Je bezit de ongrijpbare gave kleur te geven aan de anders zo grijze dagen. Langzaam maar zeker durf je jezelf in onze gesprekken iets kwetsbaarder op te stellen. Samen maken we een plan van aanpak voor je financiële problemen en ik mag zelfs regelen dat je moeder een keer op bezoek komt.

Na lang wachten word ik op een dag gebeld, er is plek op een specialistische afdeling voor mensen met zowel psychiatrische als verslavingsproblematiek. Ik breng je er naartoe met de auto. Onderweg stoppen we bij de snoepwinkel, waar je een grote doorzichtige zak volschept met drop. Ik laat je achter in een kamer met felgroene muren en vraag me af of het ooit goed zal komen. Zoekend naar een uitweg scannen jouw ogen de ruimte. We zitten op drie hoog. Je zucht en ploft neer op het bed. Sabbelend op een dropje trap je je schoenen uit. Ik zeg gedag, terwijl ik zie dat in de linker zool een gaatje zit.