William
Het is dinsdag 11 april als ik langs de grachten van Utrecht loop. Het is de eerste week dat ik in mijn nieuwe kamer zit en ik voel me vrolijk. Eindelijk op mezelf in de grote stad. Mijn telefoon rinkelt en ik neem op, het is mijn moeder. Meteen vraag ik haar hoe het in Berlijn is, want daar zou ze zitten tot vrijdag. Maar ze is naar huis gevlogen, vertelt ze. ‘William heeft een ongeluk gehad.’ Ik stop met lopen, er knalt iemand tegen me aan maar ik houd de telefoon nog steeds stevig tegen mijn oor geklemd. Godver, denk ik. Niet William. ‘Hij leeft nog,’ stamelt mijn moeder. Zonder na te denken loop ik de Hema in en hoor het verhaal aan. Ik voel even helemaal niets, ik luister alleen maar. ‘William is met zijn racefiets tegen een auto geknald, hij heeft geen gevoel meer in zijn lichaam. Gisteren is hij aan zijn nekwervel geopereerd.’ Geen gevoel meer, nekwervel. Ik zie William voor me, in een ziekenhuisbed met artsen om hem heen. William die altijd fietst, schaatst, wandelt, voetbalt. Op verjaardagen vraag ik altijd of William ook komt. Want William maakt de mensen aan het lachen. En lacht zelf nog het hardst. Ik sta nog steeds in de Hema, ik ben stilgestaan bij de roze kinderlaarsjes. Ik begin te huilen, de tranen stromen over mijn wangen. Ik beëindig het gesprek met mijn moeder. De dag had plotseling een bijzonder nare wending gekregen. Ik ren naar het Neude, pak mijn fiets en race naar huis. In mijn kamer zie ik een kartonnen doos staan, daar zit nog servies in dat ik van William had gekregen voor mijn verjaardag twee weken terug. ‘Er zit ook wat troep tussen hoor, kijk maar wat je gebruikt,’ had William een beetje lacherig gezegd. Ik lees zijn kaartje. ‘Ik kom gauw kijken bij je kamer.’ En nu vertellen de artsen ons dat William nooit meer zal kunnen lopen. De rennende, vliegende William, die altijd nog een soort klein jongetje in zich heeft. Dat maakt hem zo geliefd bij iedereen. Nu huilt dat jongetje, ik zie het aan zijn ogen. Maar tegelijkertijd weet ik hoe ontzettend krachtig hij is. ‘Hij verzint wel iets,’ had mijn vader, zijn broer en ook zijn beste vriend, gezegd. William komt er wel. Zijn optimistische kijk op de toekomst, daar putten we allemaal kracht uit. Maar ondertussen heb ik me nog nooit zo somber voor iemand gevoeld.