Tussen droom en werkelijkheid: Tristan, who?
Al dagen voel ik fysieke onrust ingegeven door geestelijke onrust. “Am I losing it?”; vraag ik mezelf nu hardop af. Het is al 2.00 uur geweest. Ik strompel uit bed en ga eens een goed kop koffie zetten. Een beetje sterk, graag. Ik lees net een e-mail door van een student waarin mij wordt gevraagd om feedback te geven op een hoofdstuk (gaarne). Ik lees sneller rond dit tijdstip want het is muisstil in huis en buiten. Ik strompel de trap weer op naar boven. Ik kan nog een uurtje slapen totdat ik weer naar werk mag. Slaaptijd is leuk, werktijd is nog veel leuker.
Tja, workaholic, what can I say…
Ik doe mijn ogen dicht en droom van olifanten, giraffen, leeuwen, Afrika. Mijn droom voert me mee naar een stoffige plek en ik zie en ruik een man. Ojee, als dat maar goed gaat. Hij lacht. Nou mooi. Als het maar daarbij blijft, creep. Hij vertelt mooie verhalen over toen hij jong was, dat hij ging jagen met zijn vader, over eetbare bosvoedsel. Ik luister aandachtig en knik wild JA op alles wat hij zegt. Ik hang aan zijn lippen. Ik begin hem toch steeds leuker te vinden, merk ik. Het wordt steeds donkerder. Hij vervaagt. “Waar ben je?”; vraag ik mezelf nu hardop af. “TRISTAN, waar ben je?” Ik zei het net iets te luid. Ik schrik wakker van mijn eigen paniekerige stem. Niemand heeft me gehoord. Thank God! Maar ik ken helemaal niemand die zo heet. Oh wacht, jawel maar dat is een medetreinreiziger… Dat kan hem niet zijn.
Mijn Tristan is blond, met felblauwe ogen en heeft de mooiste glimlach ever. Ik draai me weer om in mijn bed en hoop nog een glimp van hem op te vangen. “Oooh Tristan, lach alsjeblieft nog eens naar me. Daarna haast ik me wel om me klaar te maken voor werk. Beloofd!”
Tristan is net zo snel vertrokken als hij was gekomen. Terwijl ik het water over me heen laat lopen in de douche, zie ik hem vanuit mijn ooghoek. Hij zwaait nog even en verdwijnt in de Afrikaanse wildernis.
Met roze wangetjes en een glimlach op mijn gezicht kom ik aan op werk. Niemand die het ziet aan me. Ik ga maar eens koffie halen, zodat ik echt wakker word. Wat was dat toch een mooie man. Mijn hart bonst nog na. Wow!