Ingebroken
Na een drukke werkdag en lange file kwam ik doodmoe bij mijn woning in Almere aan.
Daar bleek alles overhoop gehaald. Ik kon wel janken.
Er was niet veel gestolen, slechts wat gouden sieraden. Wel met veel emotionele waarde.
Dat een onbekende na vernieling van de achterdeur mijn paleisje was binnengedrongen en in mijn persoonlijke zaken had zitten snuffelen maakte mij woedend. Ik voelde mij ineens niet veilig meer.
Huilend belde ik een vriendin die direct kwam toegesneld.
Zij had de tegenwoordigheid van geest om op te merken dat ik niets mocht aanraken en de politie moest bellen.
Ik dus 112 ingetoetst. De telefonist vertelde mij dat ik het gewone politienummer moest bellen voor een afspraak voor een aangifte.
Vreemd!
Er was ingebroken. Kwam er dan geen politie langs?
Dat bleek niet zo te zijn.
Ik vroeg doorverbonden te worden voor die afspraak, maar dat kon niet. Ik had het alarmnummer gebeld.
Dus 0900-8844 ingetoetst en nadat ik uitgelegd had wat mij was overkomen kreeg ik mijn afspraak. Wel pas over twee dagen. Bij het plaatselijke politiebureau. Nee, er kwam echt niemand langs. Ik kon mijn boeltje opruimen.
Een paar dagen later zat ik in de hal van het politiebureau te wachten toen een jonge agent mij op kwam halen. Met zijn kaalgeschoren hoofd en vette tatoeage in de nek leek hij iemand van een motorbende. Ik verwachte dat hij mij naar een rechercheur zou brengen, maar nee, in een kamertje aangekomen nam hij achter de computer plaats en gebaarde dat ook ik kon zitten. Ik vertelde mijn verhaal en met woeste aanslag begon hij op het toetsenbord te rammen. Toen mijn aangifte kennelijk afgerond was verliet hij het kamertje om even later met een uitdraai terug te keren.
“Even doorlezen en onderteken graag.”
Ik begon mijn verklaring door te lezen en schrok.
Was dit mijn verhaal?
Dit kon toch niet serieus zijn! Er stond geen enkele zin in zonder taalfouten. Een kind uit groep vier zou dit nog beter kunnen.
Mijn eerste gedachte was dat ik nu slachtoffer van een tv-programma was en ik zocht naar een verborgen camera.
Mijn tweede gedachte was om met een vet rood potlood de tekst van mijn verklaring te verbeteren.
“Klopt er iets niet?” vroeg de agent met de tatoeage vriendelijk.
“Nee, het klopt als een bus”, antwoordde ik en gelaten plaatste ik mijn handtekening onder de aangifte.
Weer buiten haalde ik eens diep adem. Zou ik met deze “vakmanschap” ooit mijn spulletjes terugzien?