Het familiedrama
Roerloos staat Klaartje aan het hoofd van de tafel. Vanaf het mes in haar rechterhand druipen stroperige druppels bloed met korte tussenpozen op het parket. De stemmen in haar hoofd die zojuist nog aanspoorden tot haar gruweldaad zijn verstomd en hebben plaatsgemaakt voor voldaan gegniffel.
Ze maakt de balans op van de bijeenkomst die een verzoenend familiediner had moeten worden, maar eindigde tegen de achtergrond van een plaats delict. Op de eettafel liggen de levenloze lichamen van haar drie broers en hun aanhang gedrapeerd, bovenop de tot bloemen gevouwen servetten. ‘Zonde van al dat vouwwerk’ denkt Klaartje in een reflex, maar ze verdringt snel de gedachte omdat ze die toch wat ongepast vindt.
Verbouwereerd aanschouwt ze het bloederige tafereel. Het moet een enorme hoeveelheid opgekropte woede zijn geweest die ze met het mes op haar disgenoten heeft botgevierd. Alleen de kalkoen die op het midden van de tafel prijkt is nog onaangesneden en ligt te wachten op het moment dat hij getrancheerd zal gaan worden; een moment dat nooit zal aanbreken.
Verwoed probeert Klaartje haar vlaag van verstandsverbijstering te reconstrueren. Twintig minuten eerder leek er nog geen vuiltje aan de lucht. Zij en haar broers hadden weliswaar met gepaste tegenzin en vernietigende blikken over en weer zitting genomen aan tafel, maar niets wees er toen op dat het diner zou kunnen uitmonden in een familiedrama pur sang.
In de diepste spelonken van haar brein zoekt Klaartje naar beelden van het moment dat haar stoppen doorsloegen. Het moet bijna wel die sneer van haar oudste broer Menno over het kampeertafeltje zijn geweest; het gewraakte tafeltje waardoor tien jaar geleden de ruzie is ontstaan en het contact met haar broers onherstelbaar beschadigd is geraakt. De opmerking van Menno over ‘dat kuttafeltje’ is namelijk het laatste wat ze zich nog kan herinneren.
Juist op het moment dat de aanleiding van de slachtpartij zich ontrafelt, doet de deurbel Klaartje abrupt opschrikken uit haar nachtmerrie. Ze slaakt een zucht van verlichting; het was maar een droom. Verdwaasd fatsoeneert ze zichzelf en doet de deur open. In de deuropening staat een productiemedewerker van de EO met op de achtergrond een geblindeerde limousine. Hij vraagt Klaartje of ze écht niet wil aanschuiven bij het familiediner, iets waar ze enkele uren geleden nog resoluut over was geweest aan de telefoon.
Ze twijfelt een fractie van een seconde, stopt een keukenmes in haar tas en stapt in de auto.