Hendrik de Haan

Lunamae 31 mei 2016

Ongeveer 3 jaar geleden liep ik nietsvermoedend de boerenwinkel binnen om voer voor mijn knaagdieren te halen. Ik hoorde het meest schattige geluid ooit en toen ik dichterbij kwam zag ik een bak vol eendagskuikens. Ik smolt ter plekke. Uiteraard heb ik er 3 mee naar huis genomen. Kira, Katey en Katoo. Na een paar weken werd duidelijk dat Kira geen Kira was maar een Hendrik. Een haan, en dat in een gewone woonwijk. Maar de kids en ik waren al verknocht en ach het geluid van een haan is toch veel landelijker dan het geluid van motoren, piano’s, stereo’s of krolse katten midden in de nacht nietwaar? Helaas bleek de praktijk toch anders, stadse mensen houden schijnbaar meer van dat soort geluiden, vooral als ze die zelf produceren, dan van een natuurlijk geluid als die van een haan. Dus Hendrik gaat elke nacht op stok in de trapkast. Zodat hij doordeweeks niet eerder dan 8 uur en in het weekend niet voor 10 uur zijn mooie geluid aan de wereld laat horen.
Kippen zijn perfect in een stadse tuin. Ze halen je onkruid tussen de tegels weg, eten allerlei ongewenste insectjes op zoals slakken, muggen en vliegen, bemesten je tuin en indien gewenst ploegen het om. Soms kost het je wat bloemen, vooral viooltjes zijn favoriet, maar verder zijn het perfecte huisdieren. Ze zijn tam, knuffelbaar en lopen je overal achterna. Niets gezelliger dan samen koffie drinken en koekjes delen. En de eitjes, nog nooit zulke lekkere eitjes gehad! Snap niet dat de bioindustrie nog bestaat. Iedereen zou gewoon een paar kipjes in de tuin moeten hebben en weg is het hele plofkip en ei probleem.
Maarja, het levert wel dieet problemen op. Want kip eten dat doen we niet meer. De laatste keer dat we kip aten keek mijn dochter naar haar bord en zei “oe, lekker! Wel zielig voor die kip he mama, maar wel lekker”. Toen was ze stil en nam een hap. Ze keek naar buiten en Hendrik kwam voorbij lopen. In een opwelling verborg ze haar bord met kip achter haar armen. “Hendrik mag het niet zien of horen hoor mama, dat we zijn familie op eten”. We hebben allevier ons bord niet leeggegeten. Want ja, het was altijd best lekker, maar dat stukje vlees, was ineens geen stukje vlees meer, maar een levend dier. En dan smaakt het toch ineens niet zo lekker meer.