David en Goliath
Maurice, the driver, zegt me voorzichtig dat zaterdag Malawi moet spelen in Lilongwe. Kaartjes gewoon aan het stadion. Niet uitverkocht. Na twee weken Afrika nog steeds die westerse blik. Ik laat het even indalen. ‘Tegen Egypte, die winnen alles’ roept Maurice. David tegen Goliath. Ik ben over de streep.
De leraren van de dovenschool lassen een training in. De beste voetballers mogen mee naar de hoofdstad. Onder mijn enthousiasme sluimert teleurstelling. Ik had het liefst iedereen meegenomen. Er kunnen nu eenmaal geen tweehonderd man in een pick up. Ben blij dat zij de schifting maken.
We worden uitgezwaaid door de achterblijvers. In de binnenspiegel zie ik de gekozen voetballers druk bezig met gebarentaal. De school blijft achter in een stofwolk.
De kinderen kijken hun ogen uit in de Shoprite, de Afrikaanse grootgrutter. ‘Mogen we echt pakken wat we willen?’ gebaren ze. Voor het eerst in een supermarkt, misschien wel voor het laatst.
Om het stadion lopen mannen en vrouwen met manden en pannen op hun hoofden. Pinda’s, eieren, sigaretten en zelfgemaakte gerechten. Ik denk aan het junkfood bij de Nederlandse velden.
In het stadion word ik begroet door een dronken hooligan met dreads: ‘I know you. You don’t belong here. You are from The Netherlands. Go away!’
Door een krakende omroepinstallatie schreeuwt de stadionspeaker hoeveel kwacha Malawi kan verdienen wanneer ze de favoriet verslaan. De leraren hebben tranen in hun ogen.
Het Afrikaanse voetbal is keihard. De scheids vindt alles goed. Op andere continenten zou de wedstrijd al lang zijn doodgefloten. Ik denk aan Innocent, de rustige jongen die niet door de selectie kwam, die al een week rondloopt met een open vleeswond.
Malawi scoort!
De stadionspeaker draait compleet door. Gekkenhuis om me heen. Hoe veilig is dit stadion?
Malawi wint!
Kilometerslang rennen kinderen achter auto’s aan. Springen op bumpers. Rennen er vandoor omdat een chauffeur kwaad is vanwege een gebroken ruitenwisser. Vallen van auto’s. Dat dit allemaal goed gaat. Tenminste, voor zover ik nu kan zien.
Iemand schreeuwt naar me: ‘Even the mzungu is happy!’
Ik lach.
Maurice zegt voorzichtig dat ze zo gelukkig zijn, dat het feest is en of het misschien gevierd kan worden? ‘Natuurlijk gaan we een biertje drinken,’ grijns ik.
In de bar roepen de leraren tegen elkaar dat Malawi heel veel geld heeft verdiend.
Ik zeg maar niet hoeveel mijn vliegticket heeft gekost.