Beste Ebru,

femkeps 13 mei 2016

Vorige maand stond je ineens tegenover me op een feestje: stralende ogen, tikje uitdagend, rood lang haar. Ik ging meteen voor je door de knieën, zo klein ben je. Ik kende je ergens van. Ik keek nog eens goed naar je twinkelende ogen. Ineens wist ik het: jij was die columniste. Dat ik je stukjes vaak wat schreeuwerig vind, zei ik toen niet. Jij vertelde over je plannen om naar Rotterdam te verhuizen, wat een goed idee!

Een paar weken later zag ik je weer. Dit keer keek je wat minder blij. Je had een wat schreeuwerig stukje geschreven over een ‘bevriend staatshoofd’ en hem daarbij echt bij zijn ballen gehad. Iedere relatie met geiten verwees hij naar het rijk der fabelen, en nu richtte hij zijn pijlen op jou. Ik snap dat je daar woedend over was, hoor.

Maar waarom ging je zo vol in de aanval? Tegen de Nederturken, Job Cohen, de Turkse politie, tegen iedereen. En: “als je me kapot wilt maken, zal je daar toch beter je best voor moeten doen”. Ineens wist ik dat ik je niet in eerste instantie had herkend als schrijfster, maar als personage uit de boeken van een andere schrijfster. Pippi Langkous. Zo waren er eens dieven in het huis van Pippi. Die hadden beter moeten weten, want met Pippi viel niet te spotten. Ze pakte de twee mannen op en smeet ze metershoog de lucht in. Typisch ‘Ebru-like’, zo leek mij.

Ebru: ‘meet Pippi’. Ook zij is klein, eigenwijs, en ijzersterk. Ze wordt uitgedaagd om op de vuist te gaan, en uitgelachen om haar vernieuwende kijk op de wereld. Ze toont zich strijdbaar, maar gebruikt daarnaast ook het wapen van de lach, en het schild van de kwetsbaarheid als ze zich soms eenzaam voelt – wachtend op haar vader, die nu negerkoning is, en zwaaiend naar haar moeder in de hemel: “wees maar niet bang, ik red me wel!”. En eigenlijk waren dat haar mooiste momenten.

Misschien voel jij je ook weleens alleen? Tommy en Annika sloten hun nieuwe buurvrouw meteen in hun hart. En zo gun ik het jou ook in Rotterdam, mijn stad met veel verschillende mensen en meningen. Doe in onze stad zoals Pippi: wees je eigenwijze ik, tegendraads zo je wilt. Je mening mag gehoord worden. Maar zou je het misschien ook wat meer ‘Pippi-like’ willen brengen? Dat ik er af en toe om kan lachen? Of juist huilen?

En als je dan in Rotterdam bent, kom je dan een keertje logeren? Gaan we lekker Pippi-koekjes bakken, ons haar wassen met eidooier, en met onze voeten op het kussen slapen. De politiemannen tillen we dan op de kast.

Je nieuwe Rotterdamse buuv’