De hond en het baasje

Rosa S. 6 apr 2016

Ik geef het eerlijk – al dan met het schaamrood op mijn kaken – toe: ik ben geen honderliefhebber. Wanneer ik subtiel het hondje van vrienden van mijn schoot afwimpel of een ongemakkelijk sprintje trek wanneer ik geblaf achter me hoor, krijg ik vaak geërgerde blikken toegeworpen. Ik zie ze al hoofdschuddend denken: hoe kun je mijn viervoeter nou niet adorabel vinden? Over het algemeen nemen ze geen genoegen met een sullig antwoord als ‘Daarom niet’. Overigens heb ik ook geen zin om uit te leggen dat ik ooit gebeten ben door een hond en dat ik daarom nog steeds een verhoogde hartslag heb als mijn buurvrouw met haar hond ter grootte van een beer naast me in de lift staat.

De honden zelf zijn het probleem ook niet, maar wel hun baasjes die soms in veel grotere mate pitbullachtige en vechtlustige trekjes vertonen. Gelukkig zijn deze baasjes wel zeldzaam. Maar toch, ze bestaan.

Wanneer jij met je vrienden je workout doet in het park, laat Vicky P. net haar hond uit. Haar golden retriever laat ze loslopen in een gebied waar dat niet mag, maar ze heeft schijt. Haar hond verkent op energieke wijze het park en diens bezoekers, zelf sukkelt ze er in haar huispak achteraan. Haar gezicht staat op onweer. Vicky is boos omdat spelende kinderen en fanatieke sporters er volgens haar voor hebben gezorgd dat haar hond nu niet meer los mag lopen in het park. Ook al springt haar hond bijna op je als je wat sit-ups doet en begint ze gevaarlijk te grommen als je haar geen aandacht geeft. Wanneer één van mijn vrienden vriendelijk vraagt of ze haar hond bij zich wil houden, is het Vicky die begint te grommen: “Hij doet niks hoor, stellettje kutkoters! Door jullie ken ik ik ‘me hond’ hier niet meer fatsoenlijk uitlaten. ’t Park lijkt verdomme wel een gevangenis! “Maar…ik vind het gewoon niet prettig dat ‘ie tegen me aanspringt", onderbreekt mijn sportmaatje haar relaas. “Ken me niet schelen, hij schaadt de maatschappij minder dan jullie”. Vicky tot bedaren brengen blijkt een heilloze opgave. Ze staat nu op 5 centimeter afstand van mijn sportmaatje en priemt met gellac nagel in zijn gezicht. Ze vervolgt haar tirade over de mierenneukerige maatschappij met zinloze regeltjes en de patatgeneratie, buitenlanders en politici als incapabele inwoners. Als het aan haar lag konden we het land beter aan de honden geven, want ‘ze had liever één hond dan 10 van die kutkoters in haar huis’.

Hoe luidde dat gezegde ene gezegde ook alweer? Je moet geen slapende honden…Juistem!