Treinritueel

De trein is overvol. Ik sta in de rij die het gangpad vult, vol zuchtende en steunende medepassagiers die – net als ik – even openlijk balen dat ze geen zitplek hebben kunnen bemachtigen. Sommigen doen dit door luid te mopperen, anderen werpen elkaar een zielige, begripvolle blik toe. Ik hoop bij mezelf dat niet iedereen in deze trein net als ik helemaal tot het zonnige zuiden meereist, want dan moet ik nog een pittige twee uur blijven staan.
Gelukkig komen mijn hoopvolle verwachtingen uit: de helft van de passagiers wil eruit bij Utrecht.
Zodra de woorden ‘Goedemiddag beste reizigers, zo dadelijk station Utrecht Centraal…’ door de coupé galmen ontstaat er onrust. Onrust bij de Zitters, die hun spulletjes bij elkaar grabbelen en zich klaar maken om de trein te verlaten en onrust bij de Staanders, die de plotselinge levendigheid van hun rivalen opmerken en een mogelijkheid bespeuren om een stoel te veroveren.
Spanning bouwt zich op in mijn lijf. Eigenlijk schaam ik me op dit soort momenten een beetje voor mezelf, dat ik me zo mee laat slepen door de emoties van mijn medereizigers. Ik vind het bijvoorbeeld verschrikkelijk als iedereen voor de deuren van de trein staat te dringen om maar zo snel mogelijk binnen te zijn, en toch ga ik ook daar altijd in mee. Het is belachelijk maar ik kan het niet helpen, als iedereen (hoe dom de reden daarvoor ook is) in een overlevingsstand schiet dan schiet ik met ze mee.
Afijn, Zitters beginnen op te staan, Staanders loeren gretig naar de vrijgekomen plekken… En ik kan niet anders dan een beetje in mezelf lachen omdat de situatie zo gek is, want dit alles gebeurt in doodse stilte, alsof het een geheim soort ritueel is waar iedereen dagelijks voor oefent.
De jongen tegenover me kijkt ook naar de twee mensen naast ons, die aanstalten maken om de trein te verlaten. Ik overweeg of het leuk zou zijn als ik me met een gek gezicht naar hem toe zou buigen en heel suggestief ‘Ik ruik een plan!’ zou zeggen. Ik zou het zelf geweldig vinden als een onbekende zo’n grap tegen me zou maken. Maar ik zeg niks en doe mee met de rest. En achteraf heb ik spijt.
Want misschien is het wel dat soort stomme grapjes waar we allemaal in het geheim naar smachten. Een grap met een blik van verstandhouding erbij om de situatie wat luchtiger te maken. We nemen onszelf en elkaar toch al zo serieus.