Toen ik een complimentje wilde geven
Onlangs zat ik in het fotografiemuseum met grote ogen te kijken naar een documentaire over mannen met hun adelaren in Mongolië.
Eerder vandaag zat ik bij gate 64 op het vliegveld van Stockholm en wie zag ik daar? De maker van die documentaire. Toch? Dat was hem toch? Hij die op zijn kauwgom zat te kauwen, hij die een tijdschrift zat te lezen op het stoeltje schuin tegenover mij. Ik googelde het even en keek een paar keer van mijn scherm naar de man tegenover mij. Daarbij kruisten onze blikken elkaar af en toe. Mijn blik was er een van, ‘Ik ben vastberaden bevestiging te krijgen van het feit dat ik tegenover een bekendheid zit’ en zijn blik was er een van, ‘Wat heeft dat meisje met het rode mutsje voor probleem?’ Hij stond op en begon wat te ijsberen.
In de tussentijd had ik aan een vriend via een willekeurige chatfunctie al live verslag uitgebracht van het hele gebeuren. Hij zei, ‘Jouw uitdaging van de dag is dat je hem een complimentje geeft.’ Dat hele idee sprak me wel aan. Daarop begon ik als een van de adelaren uit zijn documentaire ongemakkelijk rondjes om hem heen te cirkelen, op zoek naar een natuurlijke ingang voor het geven van een complimentje.
Even later stond hij in de rij voor belangrijke mensen die eerst het vliegtuig in mogen en ik vooraan in de rij voor de simpele zielen die even moeten wachten. Toen de prioriteiten in mochten stappen en ik me realiseerde dat mijn kansen inmiddels ruimschoots verkeken waren, zag ik mijn ingang: hij had zijn tijdschrift op de stoel laten liggen. Ik sprong uit mijn zorgvuldig bemachtigde plek in de rij en stoof op het tijdschrift af om vervolgens hijgend, inclusief tijdschrift, achteraan in de rij aan te sluiten.
Het enige wat ik nu nog hoefde te doen was hem zijn tijdschrift teruggeven en hem dan tussen neus en lippen door een complimentje geven.
De uitvoering van dit waterdichte plan was zeer matig tot teleurstellend. Toen ik hem vanuit het gangpad in het vizier kreeg, zat hij tegen het raam aan geplakt met doppen in zijn oren en met zijn neus verstopt in een tijdschrift, ja, een ander tijdschrift. Blijkbaar had hij er gewoon meerdere. Ik ben dus maar voorbij geschuifeld. Ik realiseerde me dat ik jammerlijk had gefaald om hem een complimentje te geven maar dat het me ondertussen wel was gelukt om zijn tijdschrift te stelen. Ik moet nog veel leren.