Random act of kindness
Aan het einde van de voorstelling en nog vervuld van wat ik heb gezien, loop ik naar buiten om even een sigaret te roken. Ze komt op me af, verlegen, schoorvoetend en stamelt met een bijna onhoorbaar stemmetje: “Mag ik je wat vragen?”. Ze is mager, bleek, het gelaat verkrampt en met sporen van intens en voortdurend verdriet en tegenslag. Ze rilt, haar kromgebogen houding straalt een berusting uit alsof ze wil zeggen: “Dit is mijn lot, het wordt niet beter”.
In de veronderstelling dat ze om een sigaret wil vragen zeg ik : “Natuurlijk, vraag maar…” Ik zie haar tweestrijd, ze vindt het moeilijk. Uiteindelijk begint ze een verward vehaal dat er – na wat vragen van mij – op neerkomt dat ze naar een opvang voor dak-en thuislozen gestuurd was en dat ze hiervoor 5 euro moet betalen. “En ik wist dat niet, zei ze ik heb alleen maar dit” Ze opent haar hand en laat me haar hele vermogen zien: 5 eurocent. Haar hand beeft een beetje, verdrietige vingers, met vuile, afgebrokkelde nagels.
Haar ziel verbindt zich met de mijne en ik voel haar wanhoop, schaamte en onmacht. De vanzelfsprekendheid die we vaak voelen in het dagelijkse leven, ‘natuurlijk woon ik in een mooi huis, ik werk er toch voor?’ is verdwenen. De hautaine oorzaak en gevolg gedachte die we vaak hebben, “ja, als al je geld opgaat aan je verslaving” is weg. Alsof dakloos zijn een vanzelfsprekend gevolg is van een daad die in het eigen bereik van de persoon ligt. Deze vrouw spiegelt mijn lot, als alles net even anders was gegaan. Als ik net even wat minder geluk, of wat meer pech had gehad.
Ik pak een briefje van 10 euro en geef het haar. “Kun je morgen in ieder geval ook nog een slaapplaats betalen” zeg ik. Ik voel me machteloos en besef dat 10 euro een druppel op een gloeiende plaat is. Goed voor 2 nachten slapen, en dan…? Wat gaat ze dan doen? Ze heeft geen familie meer, vertelde ze me eerder en was blij dat morgen de winkels weer open waren. Kon ze in ieder geval af en toe de warmte in. Ze bedankt me en hoopt dat ik een fijn weekend heb, draait zich om en loopt weg. Ik kijk haar bedroefd na, en laat mijn blik zich vergezellen van een stil gebed, dat haar toekomst haar mooie, liefdevolle dagen mag geven. Dat ze geluk mag ervaren en dat de sporen van verdriet op haar gezicht zullen vervagen.