Principekwestie
Als onbezoldigd radiocolumnist kon ik wel een extraatje gebruiken, dus toog ik naar het eerste uitzendbureau wat ik tegen zou komen. Het werd Randstad. Specifieker nog, Helène.
In principe kon ik me laten inschrijven, maar ze had het verbazend druk. Daarom besloot ik de inschrijfkaart mee naar huis te nemen om hem de volgende dag ingevuld en wel te brengen. Helène zat nog steeds aan de telefoon. Toen ze mij zag binnenkomen maakte ze het gebaar dat de zaak bijna beklonken was.
“Zo, de zaak is beklonken”, zei ze afgemat; “Soms is het ingewikkeld om iemand in principe aan het werk te zetten!” Maar voordat ze verder kon gaan werd ze weer gestoord. “Helène, dit strookje, moet dat in principe naar het ziekenfonds of naar Elly zelf?” “Geef maar aan mij”, zei Helène schijnbaar geërgerd, “Ik geef het zo wel aan Kees-Jan, want die heeft in principe nog meer declaraties voor Amsterdam. En nou u, sorry voor de delay, het is nogal hectisch hier, dat is het in principe altijd op dinsdag!”
“Nou”, zei ik, blij dat ik aan de beurt was, “Wat een dynamisch bedrijf toch, dat belooft wat!” Ze lachte bevestigend. “U wilt zich in principe laten inschrijven?”
“Weet je wat het is Helène”, zei ik voorzichtig, “Het principebesluit heb ik gisteren al genomen, maar vandaag moet het er maar eens van komen.”
Er viel er een ongemakkelijke stilte, die gelukkig opgevuld werd door een collega-intercedente op de tweede rij. Zij stond waarschijnlijk een trapje lager op de salarisschaal, want ze fluisterde timide door de telefoon: “Ik heb goed nieuws mevrouw van Damme, uw dochter kan in principe woensdag beginnen bij slager Jansen!”
Ik ben bepaald geen vent zonder principes, maar ik begon het onderhand benauwd te krijgen. Ik dreigde zelfs geïsoleerd te raken van mijn omgeving en dacht ineens aan de wijze woorden die een psychiater eens tot mij sprak: “Door een intensieve inleving in je opponent zorg je ervoor dat beiden zichzelf en elkaar niet kwijtraken in het gesprek.” En daarom zei ik abrupt tegen Helène: “Ik heb in principe wel twintig uur in de week over!”
Helène begon te stralen en leek mij ineens heel aardig te vinden. Haar strijdlustige reactie was dan ook gemeend: “Ik ga mijn best doen voor u. Het zal niet eenvoudig zijn, maar in principe moet het lukken; ik zal u bellen, maar komt u gerust eens langs als het wat duurt!”
“In principe iedere dag”, riep ik om ervan af te zijn en trok de deur achter me dicht. Ik had allang besloten om uit principe alleen maar te bellen.