Ouder worden……
“59 jaar?”, “Tsjah, wat dacht u zelf?”
Mijn huisarts zit met gekruiste armen tegenover mij, de borstelige wenkbrauwen in een vragende frons.
Pats, boem! In your face! Daar ligt ie dan. Voor mijn voeten. Geen ontkomen aan!
Het gluiperige monster. Het loeder dat “ouder worden” heet.
Het misbaksel dat mij de rest van mijn leven voor de voeten zal lopen en tot last zal zijn.
Waar ik ook ga, wat ik ook doe. De kolerelijer zal mij volgen. Tot in den doet.
Natuurlijk! Het op leeftijd komen is een privilege.
En ja! Er waren de laatste tijd al voorboden van een op handen zijnd verval.
Zo behoeft de plas en poep discipline plots meer aandacht dan in het verleden.
Het nachtelijk toiletbezoek vertoont ineens een zorgwekkend crescendo daar waar de uurtjes slaap in tal afnemen.
In een trein reizen waarin zich geen toilet bevindt? No way! I need a plee!
Alleen de gedachte al doet de paniek ontvlammen en de prostaat zwellen.
En alsof dat nog niet genoeg malaise is word ik tegenwoordig geconfronteerd met rusteloze benen.
Notabene een vrouwenkwaal bij uitstek!
Door een opdrogende testosteron spiegel zijn mijn benen geen steunpilaren meer maar slappe onruststokers.
En alsof dat nog niet genoeg is zijn er nog andere zorgwekkende signalen die duiden op een naderend slotakkoord.
Ik kijk ineens zonder gêne naar dokter Deen en het brok in de keel bij Spoorloos wordt steeds groter.
Verder mijmer ik over een zinvolle dagbesteding tijdens mijn welverdiende aanstaande pensioen.
Ik moet er voor zorgen dat mijn latente interesses zich evolueren tot heuse hobby’s.
Hierbij sluit ik zelfs pottenbakken niet uit.
Een modelspoorbaan lijkt me nu nog niet reëel.
Uitstelgedrag is mij niet onbekend.
Morgen is een uitstekend excuus voor vandaag.
Maar is morgen misschien al vandaag?
Is er haast geboden? Moet ik geen kostbare tijd verspillen en mijn aandacht meer richten op spirituele zaken?
“Nou, dokter. Ik denk dat u gelijk heeft.” antwoord ik.
“Fijne dag nog”. Opstaand geeft ik het gluiperige monster stiekem een rotschop.
Het geeft geen krimp.
Buiten wacht mijn vrouw.
“Zullen we nu maar naar een fiets met elektrische ondersteuning gaan kijken?” vraagt ze begripvol.
“Nee, lieverd. Morgen misschien.”
Het gluiperige monster springt achter op mijn bagagedrager.
“Ach, weet je? vervolg ik. Doe toch maar vandaag”
Het monster grijnst en knipoogt.
Ik doe net of ik het niet zie.