Naar welke school mag ik?

Het is weer zover, het jaarlijkse Cito-gebeuren is achter de rug en voor groep 8 volgt een schooladvies. Over de jaren denken we alweer het ultieme beoordelingssysteem te hebben gevonden. Naast toetsen van kinderen mogen nu ook leerkrachten iets van de kinderen vinden. Naast de score uitgedrukt in cijfers kan nu ook de inzet van een kind meetellen in het advies. Dat klinkt hartstikke goed, maar was het maar zo simpel!

In plaats van druk eraf, voeren we de druk juist even op. Want ook middelbare scholen stellen stevige eisen. Scoor je op alles hoog, maar op 1 vak laag, dan vallen HAVO en VWO al snel af.
Fijn dat we zelf scholen kunnen kiezen voor onze kids? Niks ervan, de scholen kiezen hun leerlingen door allerlei toelatingseisen. Zelfs al heb je een basisschool die voor zijn leerlingen opkomt, en daadwerkelijk een passend advies durft te geven, in plaats van alleen naar cijfers te kijken, dan is dat nog helemaal geen garantie voor een goed vervolg.
Kinderen vragen naar welke school ze mogen, in plaats van kiezen naar welke school ze willen.

Tenenkrommend hoe de zwakke punten van een kind benadrukt worden, in plaats van de sterke kanten. Iedereen vindt het fijn om een compliment te krijgen. Waarom worden kinderen dan vooral gewezen op de punten waar ze toch echter beter hun best moeten doen? En waarom wordt het niveau bemeten aan een landelijk gemiddelde en niet individueel beoordeeld? Dat was volgens mij nou net de bedoeling van het nieuwe systeem.

Een documentaire op tv legt de vinger op de zere plek: waarom worden kinderen bestempeld als zwak als ze op een bepaald punt een lage score halen? En ben je zwak als je naar het VMBO gaat? Op het schoolplein schrik ik van de meningen, waarbij VMBO toch echt lijkt te staan voor minderwaardig. De meeste ouders lijken er in ieder geval op gebrand een HAVO of VWO-advies los te willen peuteren, los van de resultaten maar puur op de slechte naam van het VMBO. Ik voel plaatsvervangend schaamte.

Ik maak me zorgen over de adviezen die onze kinderen krijgen, maar ook over de druk die van alle kanten aan onze kinderen wordt opgelegd. Kijk naar de sterke kanten van je kind en laat je eigen verwachtingen even buiten beschouwing. Niet voor niets is het gezegde: als je doet wat je leuk vindt, hoef je nooit te werken.