Inwendige stenen en zielloze blubber
“New York, London, Paris, Munich, everybody talk about”… Het beroemde zinnetje uit “Pop Muzik” van Robert Scott (alias M) uit 1979. Ook toen werd er over popmuziek gepraat. Nou ja, popmuziek… het was vooral disco. Met name in Amerika kon je een willekeurige radiozender opzetten of je hoorde disco. Soms hoorde je 24 uur per dag muziek die niet verder kwam dan uh, ah, uh, ah, steen in me lijf (zo verstond ik dat als achtjarige zonder kennis van het Engelands). Het kon niet anders of het door Chic gezongen “freak out” moest in een “fuck off” eindigen.
En dat gebeurde ook. Normaal had het over “een stomme zak van een deejay”, “domme harde discostront, spoel die rotzooi door de plee” en Gruppo Sportivo had een hit met “Disco really made it (it’s empty and I hate it)”. Maar zo bont als Steve Dahl maakte niemand het. Hij overspoelde eerst heel Amerika met T-shirts, buttons en stickers met de tekst “DISCO SUCKS!” en liet vervolgens in een honkbalstadion een stapel van 50.000 discoplaten in brand steken.
Inmiddels is het 2016 en schrijf ik deze column op de tonen van Pinguin Grooves. Juist, die steen in me lijf zit daar nog steeds. Die ouwe disco blijkt dus helemaal niet zo dom en leeg te zijn als destijds verondersteld. Zeker niet als je het vergelijkt met wat nu voor popmuziek door moet gaan. Waar Chic nog gitaar, bas, drums en violen gebruikte, komt popmuziek anno nu uit een batterij elektronica. Waar de Bee Gees hun liedjes zelf schreven, arrangeerden en produceerden, is popmuziek van vandaag vooral een product van een overbezette hitfabriek: maar liefst zes componisten en vier producers bleken er nodig te zijn voor “Run the world” van Beyoncé. Ter vergelijking: Cerrone schreef en produceerde zijn meesterwerk “Supernature” helemaal zelf. Waar Grandmaster Flash met twee draaitafels en een mixer van bestaande muziek nieuwe muziek maakte, kan vandaag iedereen met een laptop en BPM Studio zichzelf deejay noemen. Waar Donna Summer met haar stem de grenzen van het audiospectrum opzocht, kan iedereen met de juiste dosis autotune zichzelf popzanger(es) noemen.
De harde discostront is verworden tot eenvoudig te streamen en te downloaden zielloze blubber. Popmuziek is poepmuziek geworden: uitgekakt, op de plee, doorspoelen, weg ermee. Goh, dat rijmt ook nog. Met een beat eronder is het misschien wel een nummer één. Een One Day Vlaai. “Van Ledigheid Amper Aanhoorbare Idioterie”.
Praten over popmuziek? Praat geen poep, man. De fik erin!