Het lelijke eendje en het ei
Wie denk ik wel niet dat ik ben. Lelijk eendje. Dom jongetje. Een vrouw met een lief, donzig hondje komt op mij afgelopen en lijkt zin te hebben in een goed gesprek. Bewapend met een overgrote zonnebril en in een jas met een neppe bontkraag. “Mijn hond wordt bang van ze”, zegt ze. “Je kan die kinderen toch ook ergens anders laten spelen.” Het duurt een paar seconden voordat ik door heb dat deze mevrouw tegen mij aan het praten is. Op mijn brakke zaterdagmorgen zit ik in het park verstoppertje te spelen met mijn welpjes en plotseling sta ik voor een groots dilemma. Ga ik de confrontatie aan met dit kortpittig kroketje of behoud ik de lieve vrede.
De paashaas had gisteren zijn been gebroken en nu is zijn oma langs gekomen bij ons om te vragen of we willen helpen om Pasen dit jaar te redden. Daarvoor moeten we onder andere hupsen als een konijn, en ons ook verstoppen in het park. Een park waar in een bepaald gebied ook honden mogen vrij lopen. Zo is het op deze zachte ochtend op paaszaterdag een drukke, maar gezellige, bedoeling in het park. Tot ik me laat verleiden om alsnog het gesprek aan te gaan met deze mevrouw. “Sorry mevrouw, maar mij is niet bekend dat kinderen hier niet mogen spelen. We zullen het meenemen voor de volgende keer.”, zeg ik in de hoop de vrouw af te wentelen. Ondertussen weten de eerste kinderen zich vrij te buten. “Maar je kan toch ook nú daarheen gaan.”, zegt de vrouw en ze wijst naar een heuvel verderop waar geen honden mogen komen. Ik heb door dat deze mevrouw zich niet zo makkelijk laat ompraten. “Nee mevrouw, dat gaat nu niet, we zitten midden in een spel, en eigenlijk vind ik ook niet dat dat nodig is. Wij mogen hier gewoon spelen.”, zeg ik terwijl ik mij afvraag waar wij het als twee volwassen mensen nu eigenlijk wel niet over hebben. De hond lijkt niet onder de indruk van dit alles; hij speelt zelf ook lekker door, gelijk heeft ’ie.
Ik snap de vrouw toch ergens wel. Dertig gillende en rondrennende kinderen, met felgroene scoutingkleding en een enorme glimlach zijn natuurlijk soms ook eng. En laten we eerlijk wezen, een oprechte glimlach tijdens een spel als verstoppertje is natuurlijk niet iets wat we dagelijks meer zien, maar eng? “Je bent niet alleen een lelijk eendje, maar ook nog een dom jongetje.”, zegt ze terwijl ze stampvoetend wegloopt. Ik kijk haar na met een grote glimlach en bedenk me dat we zo meteen nog paaseieren moeten gaan zoeken. Het eerste ei heb ik in ieder geval al gevonden.