Duif
Ik zie de laatste tijd veel duiven met ‘een pootje minder’. Ik weet niet hoe ik het anders moet noemen, dus noem ik het maar zo. De Nederlandse samenleving heeft een overschot aan gehandicapte duiven, een vergeten subdeel van de populatie waarvan ik nou echt vind dat er eens meer aandacht aan besteed mag worden.
Ik zag er pas één. Zo’n grote grijze met een pootje waarvan er nog maar één nagel was overgebleven. De rest was weggeknald door vuurwerk, of afgesneden door een boze Haarlemmer, of wellicht opgegeten door een van zijn carnivoren lotgenoten. Ik heb geen idee. Duiven zien er best vredelievend uit, maar wie weet: het kunnen ook meedogenloze killers zijn. Hij keek me even aan, voordat hij naar het stukje avocado toe strompelde dat ik voor hem had neergegooid. Het was geen blik van medelijden, of een blik die medelijden moest oproepen: eerder een blik van een meisje van 4 dat was gestruikeld maar wilde tonen dat ze groot en sterk genoeg was om zonder huilen op te gaan staan.
Ik vind dat knap van die duiven. Daar heb ik best wel respect voor. Ik zou het klote vinden als ik opeens een hand kwijt was, of een voet, of een ander ledemaat. Ik zie ze rondhuppelen zonder moeite, of schaamte, zoals ik dat wel zou doen als ik een duif was. Die duif is mijn voorbeeld: het accepteerd zichzelf, zijn verleden en het leed wat hem is aangedaan – hij strompelt door, gaat door met zijn leven. Hij pakt zonder ook maar een gevoel van schaamte mijn stukje avocado van de grond en vliegt vervolgens weg.
En ik zie zijn trotse stompje verdwijnen in de lucht.