De buurvrouw is boos
Gisteren hing ik mijn kleedje te drogen over de rand van mijn balkon. Daarna deed ik nog zus, ging ik even zo en toen ik ‘s avonds thuis kwam, dacht ik niet meer aan het kleedje. Vanmorgen zat ik nietsvermoedend op mijn balkon toen Peter opdook.
Peet. Middenvijfig en trouwe bezoeker van zijn moeder, mijn bejaarde onderbuurvrouw. ‘Nou, ze is weer kwaod op je hoor. Je heb dat kleed laten vallen en haalt het maar niet op. Ik zeg al Ma, dat heb ze niet door, dat is ze vergeten, maar ze blijft toch kwaod op je. Daar ben je lekker mee meid. Heb jij dat?’
Ja, ik heb dat. Ervaring met boze bejaarden heb ik ook. Tijd voor een offensief. Ik schil een mango en klop beneden aan. Peet doet hoofdschuddend open. Hij geeft me duidelijk weinig kans maar haalt me toch binnen en wenst me sterkte. Ik zet me schrap.
Daar zit ze. De buurvrouw. Boos. Bejaard. Gordijnen dicht, alarmknop om haar nek en een bordje met broodkorstjes op de tafel naast haar. Ze kijkt niet op of om. De lieverd. Dag mevrouw, sorry, mijn kleed is in uw tuin gevallen, verontschuldig ik. Ze verroert zich niet. En dan: ‘Isse dat, die griet van boven? Ik ben kwaod op je, heel kwaod! Waarom kom je dat kleed nou niet halen? Je ken toch zeggen "Buuf me kleed is gevallen". Heel kwaod ben ik.’ Peet vertaalt: Ja, ze is nog steeds kwaod hoor.
Ik onderga het met m’n bordje mango in de hand. Ik denk aan mijn oma, altijd opstandig als ik bij haar kwam en pas vijf minuten voor vertrek ontdooid. Ik probeer quasi grappig: Ik kom ruilen. Mango voor m’n kleed. ‘Wat? Ruilen. Fruit. Dat mot ik niet. Heb genoeg fruit.’
Peet kan het niet meer aanzien en mengt zich vanaf de bank in het kleindrama. ‘Ma! Kijk nou wat ze voor je heb! Verse mango!’ De buurvrouw is even stil. Ze kijk naar het bordje in m’n hand, pakt het aan en steekt een stuk fruit in haar mond.
‘Peet, zeg meteen ff van die broekies’, smakt ze. ‘Die leggen hier ook al tijden.’ Ik schrik me de (Haagse) pleuris. Mijn broekies in handen van de buurvrouw en haar zoon! Mijn broekies zijn onaantrekkelijk wanneer ergens anders gespot dan aan mijn kont. Mijn broekies, mijn geheim!
Peet verlost me en laat een collectie slipjes en boxers zien die hij uit de tuin van zijn moeder viste. Mij onbekend. Opgelucht en onbemind taai ik af. Met m’n kleed. De boze buurvrouw smikkelt van haar mango. ‘Heel kwaod, echt heel kwaod’, hoor ik haar nog mompelen. Maar Peet is er klaor mee. ‘Ja Ma, nou weet ze het wel. Ze is al weg hoor. Ze heb er geen trek meer in.’