Anna
Vroeger vond ik ze altijd wat sneue types.
Eindeloos foto’s en filmpjes laten zien (gaap) van kinderen die hun leeftijd ver vooruit waren maar waaraan ik niets bijzonders kon ontdekken. Elke poging om het gesprek een andere wending te geven was trekken aan een dood paard.
Zij zaten op een roze opa-en-oma-wolk en niemand kreeg ze daar vanaf. Gelaten liet ik alle lofzangen over me heen gaan in de volle overtuiging zelf nooit zó diep te zinken.
Na een hectische werkdag krijg ik een telefoontje van mijn zoon. Aan zijn stem hoor ik dat er iets bijzonders is. Nieuwe baan? Nee.
‘Mam, ik word vader’.
Ik val even stil. En dan dringt het tot me door: ik word oma.
Om het nieuws goed in te laten dalen koop ik een fles wijn bij de Albert Heijn, niet eentje in de bonus deze keer maar een exclusieve. Hier moet op gedronken worden.
Ondefinieerbare gevoelens komen voorbij. Van melancholie over de derde levensfase tot blijdschap.
Zacht prevel ik het woord voor me uit: Oo-mm-aa en bedenk wat voor oma ik zou willen zijn.
Geen oma waar kleinkinderen verplicht naar toe moeten maar een lieve, moderne oma die meegaat met haar tijd en in is voor spannende dingen. Een soort super-oma.
Dan komt Anna. Een prachtig meisje van 6 pond.
Fotoalbums worden doorgebladerd op zoek naar familietrekjes. Anna ontwikkelt zich voorspoedig en zet haar eerste stapjes. Een klein mensje achter een fel gekleurd loopwagentje op het Museumplein, onwetend van het grote wereldgebeuren, met maar één doel: niet vallen.
Sinds Anna in mijn leven is gekomen, is mijn taalgebruik weer back to basic.
Anna observeert en ik maak de bijpassende geluiden.
‘Waf, kwak, kwak, miauw’.
Nog nooit zoveel aanspraak gehad in het Vondelpark, van collega opa’s en oma’s tot wildvreemde mannen.
‘Wat hep jij een liefe oma!’
Anna is nu ruim twee en zingt al hele liedjes uit haar hoofd. Ze was namelijk erg vroeg met woordjes, maakte op haar tweede al hele zinnen. Nee, die taaltest bij het consultatiebureau kon zij overslaan. Dat was meteen duidelijk.
Na een oppasdag zwaait Anna mij uit op het station. Samen met haar vader. Nóg wel.
In de trein zit een jonge vrouw tegenover mij met een dochtertje in de peuterleeftijd.
Ik moet me inhouden om haar niet de laatste filmpjes van Anna te laten zien.
Marian van Kampen
Zuidhorn