Waarheid om eigen bestwil
Het valt me op dat er niets aan de hand is. De coupé is halfvol. Ik doe mijn ogen dicht en het geluid van de airco verandert langzaam in de ademhaling van de zee. Er zit een meisje van mijn leeftijd, ze is zwart gekleed en draagt witte sneakers. Een stel op leeftijd met identieke outdoor jassen en verder wat zakelijke types, uitgeput met de stropdas laf om hun nek. Allemaal hebben we toegegeven aan de overmacht. De trein van Utrecht naar Zwolle, drieënvijftig minuten lang zitten, kijken of dromen. Overgegeven aan de tijd vliegt het landschap langs me heen. Ik vind het fijn als ik stil zit en alles om me heen beweegt. Dan heb ik stof tot nadenken bij de vleet.
Opeens klinkt er een rokerige stem door de intercom. De kwaliteit van de intercom verschilt per trein. Sommige hebben een kermis-echo maar deze heeft de vibe van vooroorlogse veldradio. Hij stamelt iets in vakjargon, ik hoor een aantal keer het woord vertraging. ‘We’ hebben vertraging. Ik niet. Ik hoef niet op een bepaalde tijd ergens te zijn. Langzaam wordt de kalmerende ademhaling van de zee overstemd door een kinderachtig gezucht. Het type zuchtje dat ik altijd deed als ik op de basisschool werd gecorrigeerd door de juffrouw. Het gezicht van mijn medepassagiers wordt wit verlicht door smartphones. Waarschijnlijk staat daar wél de oorzaak van de vertraging. Het gevoel van overgave wordt gekaapt door angst. Bang dat ze zich moeten verantwoorden voor de vertraging. ‘De trein had vertraging’ is net zo slecht als ‘De brug stond open’ of ‘Mijn band was lek’.
Te kwader trouw als je bent probeer je alle alternatieven te vergeten en geef je in je hoofd al stampvoetend de schuld aan de NS, springers of mensen die met een rolstoel reizen. Want dat doet angst. Ik word bang. Ik wil er iets van zeggen. Sommigen kijken me raar en lang aan; Ik kijk recht vooruit en steek langdurig mijn tong uit mijn mond. Daar ligt het, op het puntje. Maar ik zeg niets. Niet veel later rijden we het station binnen, mijn eindpunt. Ik hoor de airco weer, doe m’n tong terug in mijn mond en trek zonder oogcontact te maken mijn jas aan. Ik stap nonchalant de trein uit. Het is vijf voor elf. Nog net op tijd om een pakje sigaretten te kopen.