#stiltecoupe

ben schaafsma 9 feb 2016

De man zat al vanaf Rotterdam tegenover mij in de stilte coupé. Hij maakte geen gelukkige indruk. Als ik even op keek van mijn boek kreeg ik een boze blik. Op station Utrecht CS kwam een vrouw naast hem zitten. Zij zag er opgewekt en mooi uit. Het bleek een toevallige ontmoeting met een collega. “Waar was je vandaag?” fluisterde ze in verband met het spreekverbod. “Ik had cursus” fluisterde man zo hard dat het tot in de volgende coupé te horen moest zijn. “Oh leuk” antwoorde de collega in een poging het gesprek af te sluiten voor het overlast zou geven. Ze pakte een boek. Ik begon ook weer te lezen. Maar de man was nog niet klaar. Blij met deze onverwachte kans om zijn ongeluk te delen liep hij helemaal leeg. Daarbij negeerde hij de boze blikken van de medepassagiers: “Helemaal niet leuk! Ik heb mij de hele dag verschrikkelijk geërgerd aan één of andere trut. Om te beginnen kwam ze te laat. Ze gaf de NS de schuld. Alsof we niet allemaal met de trein waren gekomen.”

De collega van de man en ik legden onze boeken tegelijk opzij terwijl de man fluisterend voortraasde: “Er moest vóór in de zaal plaats voor haar worden gemaakt omdat ze anders de flipover niet zou kunnen lezen. En ze stelde de hele dag vragen, alleen maar om te laten zien wat zij allemaal al weet. In de lunchpauze drong ze voor en daardoor waren de kroketten op toen ik aan de beurt was. En ik had mij zó verheugd op een kroket.” Voor een kort moment voelde ik mee met de irritante man. Zelf kan ik mij soms ook een hele cursusochtend verheugen op een kroketje.

Maar het leed van de man zat dieper. “Om vier uur pakte ze plotseling haar tas weer in. Met de mededeling dat ze haar trein moest halen verdween ze. De cursusleider was daarna volledig de draad kwijt. Ik weet zeker dat de cursus daardoor voor ons langer heeft geduurd.” “Wat was het eigenlijk voor een cursus?” vroeg de collega bedremmeld. “Concentratie. Hoofd- en bijzaken onderscheiden. Volgende week moet ik naar een cursus Empathisch vermogen. Ik begrijp niet waarom. Die onzin heb ík natuurlijk helemaal niet nodig!”.

De leuke collega keek mij wanhopig aan. Ik begreep haar probleem. Ik mocht er in Amersfoort uit, zij moest morgen weer met de man werken.