Mijn moordenaars zijn vrij
Ik kijk naar mijn handen
en zie het touw
omhoog gaan mijn ogen
naar het plafond
zie ik de balken
ik ril van de kou
de kruk waarop ik sta
ik zat erop
toen ik nog kleuter was
Kankerhoer, slet, loser
de stompen in mijn rug
mijn rugzak in het toilet
de leraar die zegt:
ligt aan jezelf
doe er wat aan
of vecht terug.
Ik voel me alleen
verlaten in een woestijn
in een hel van haat
Ik ben een fout
een vergissing van de natuur
dat roepen ze
dat schrijven ze op mijn rug
de rector vraagt
mij waarom ik zo klaag:
het is je gedrag
je uiterlijk
je gezicht dat er om vraagt
Het touw zit vast
aan de middelste balk
mijn hoofd zit in de lus
in enkele tellen
zie ik flarden van m’n leven
versneld zonder geluid
ik voel de pijn
heel even maar
dan is het stil
ik schommel nog wat na
dan stopt mijn hart
Het leven was mij te zwaar
maar zwaarder is nu de dood
mijn moordenaars zijn vrij
maar gevangen in hun haat
voor eeuwig en altijd.
Daarom bid ik
voor slachtoffers
die lijden onder het pesten
en geen uitweg weten:
zoek hulp
totdat je die krijgt