Het he-le-maal maken
Ik heb een plant verloren in de strijd. De strijd van het verhuizen. Net zoals katten, zijn sommige planten hier erg gevoelig voor, en betalen zij de ultieme prijs voor mijn verander-drang. Daar schrikken ze van, het water smaakt ze chlorig en ze bezwijken aan de uitpakstress. Alles moet maar meer, beter, anders. Dat is in elk geval waar ik voor leef, en met mij bijna een complete generatie. Ik wil geen lief, ik wil liefde. Geen seks maar vuurwerk. Geen klus maar een carrière. ‘Het maken’ als ultieme doel, met ‘het’ als ultieme onzekerheid. Ik wil de grootste latte met magere melk. Groter en duurzamer, dàt wil ik.
Nou, dan kom je vanzelfsprekend in Bos en Lommer terecht. Bolo, zoals sommige mensen zeggen. Ik heb het nog nooit iemand horen zeggen overigens. Maar het schijnt een ding te zijn. Up en coming, zeggen diezelfde mensen ook erg vaak. Bolo, het bevindt zich midden in het leven. Ergens tussen ‘Wat ben je toch jong en ambitieus en zo goed bezig!’ en ‘Jij hebt het helemaal gemaakt’ in. Tussen Sloterdijk en Prinsengracht. Ergens daartussen ben ik verworden tot een tramhalte. Tussen stadse chaos en Oeteldonk Centroal sta ik, in mijn dinopak. Ik hoor de stedelingen woorden als ‘intelligent’, ‘ambitieus’, ‘up en coming’, en ‘sexy’ prevelen, terwijl de provincialen mij ‘je kunt het!’ en ‘goed bezig!’ toeroepen.
Mijn huisgenoot drukt mij nu en dan een boek in mijn handen, structureel boeken van jonge vrouwen die het helemaal gaan maken in de grote stad. Door het schrijven van een debuutroman. Ondertussen draag ik mijn geld dagelijks naar hippe koffietenten in oude fabriekshallen in ruil voor sloten grasspresso’s en schalen vol wortel-kokossoep. Op deze plekken wordt de koffie voor mij gezet, ingeschonken en met moeilijke siropen overspoeld. Het smaakt niet meer naar koffie, maar ik weet heel eerlijk gezegd niet eens of ik dat nog wel lust, ordinaire koffie.
Laat staan het zelf te moeten maken in deze grote stad.