Het gluiperige monster.
“Tsjah, wat dacht u zelf?”
Mijn huisarts zit met gekruiste armen tegenover mij, de borstelige wenkbrauwen in een frons.
Zijn empirische blik gericht op mij.
Pats, boem! In your face! Daar ligt ie dan. Voor mijn voeten. Geen ontkomen aan!
Het gluiperige monster. Het loeder dat “ouder worden” heet.
Zojuist bevestigd door deze ongetwijfeld buitengewoon getalenteerde geneesheer.
De gluiperd zal mij de rest van mijn leven voor de voeten lopen en tot last zijn.
Waar ik ook ga, wat ik ook doe. De kolerelijer zal mij volgen. Tot in den doet.
Natuurlijk! Het op leeftijd komen is een privilege. Absoluut!
Uiteraard! Er waren de laatste tijd al voorboden van een op handen zijnd verval.
Zo behoeft de plas en poep discipline plots meer aandacht dan in het verleden.
Het nachtelijk toiletbezoek vertoont ineens een zorgwekkend crescendo daar waar de uurtjes slaap in tal afnemen.
In een trein reizen waar zich geen toilet in bevindt? No way! I need a plee!
Alleen de gedachte al doet de paniek in mij ontbranden en de prostaat zwellen.
En alsof dat nog niet genoeg malaise is wordt ik tegenwoordig geconfronteerd met rusteloze benen.
Deze vrouwenkwaal bij uitstek heeft door een dramatisch gedaalde testosteron spiegel mijn benen veranderd van steunpilaren tot slappe onruststokers.
Los van het fysieke en sanitaire ongerief zijn er nog andere zorgwekkende kenmerken die duiden op een naderend slotakkoord van mijn leven.
Ik kijk ineens zonder gêne naar dokter Deen en de lieftallige apothekersassistente kent mijn geboortedatum al uit haar hoofd.
Ik mijmer over een zinvolle dagbesteding tijdens mijn welverdiende pensioen en moet er voor zorgen dat mijn latente interesses zich evolueren tot heuse hobby’s.
Ik sluit hierbij zelfs pottenbakken niet uit.
Uitstelgedrag is mij niet onbekend.
Morgen is een uitstekend excuus voor vandaag.
Maar is morgen misschien al vandaag?
Is er haast geboden? Moet ik geen kostbare tijd verspillen? Mij richten op spirituele zaken?
“Nou, dokter. Ik denk dat u gelijk heeft.” antwoord ik.
“Fijne dag nog”. Opstaand geeft ik het gluiperige monster stiekem een rotschop.
Het geeft geen krimp.
Buiten wacht mijn vrouw.
“Zullen we nu naar een fiets met elektrische ondersteuning gaan kijken?” vraagt ze begripvol.
“Nee, lieverd. Morgen misschien”
Het gluiperige monster springt achter op mijn bagagedrager.
“Ach, weet je? Vervolg ik. Doe toch maar vandaag”
Het monster knipoogt.
Ik doe net of ik het niet zie.