Erkenning
Ik bevind me in de onvermijdelijke fase van het leven dat mijn vader en moeder er niet meer zijn. Dat gaat jou ook overkomen, tenzij je eerder sterft dan je ouders. Vroeger nooit over nagedacht hoe dat zou zijn. ‘Je bent geen kind meer,’ hoorde ik iemand zeggen. Ik heb geen reden meer om naar het dorp te rijden waar moeder woonde.
De herinnering aan mijn ouderlijk huis deel ik alleen met mijn innerlijke stem. Een klankbord heb ik niet. Het houdt je niet dagelijks bezig, maar het is ook nooit voorgoed weg. Je wendt je blik naar twee kanten: verleden en toekomst. Hoe heb je het gedaan naar je ouders toe en hoe doe je het ten aanzien van je kinderen? Life’s little moments, zegt de Engelsman.
Ik was relatief jong toen vader stierf. Vijfentwintig. Ik stond erbij. Ik wist toen niet wat ik nu weet. Ik wist niet dat het uitspreken van erkenning belangrijk was. Onwetendheid? Domheid? Hoe dan ook, ik heb verzuimd in dat laatste moment een woord van dank tot hem te richten. Ik denk dat ik niet kon geloven wat ik zag. Het was allemaal zo plotseling.
En daar krijg je last van. Later, veel later. Je kunt zomaar op een zondagochtend wakker worden. 5.20 uur. De avond ervoor heb je in een restaurant een gezellig etentje gehad met vrienden. En nu lig je wakker. Beelden van het uitje doemen op. Het was lachen. Gezellig. De avond vloog voorbij. Toen je ging betalen, gaf je een fooi. Die gaf je aan een vrouw die je drie borden met eten geserveerd had. Je ligt wakker en vraagt je af waarom je een fooi geeft aan een onbekende vrouw die drie keer een bord voor je neus zet, terwijl je op dat onaangekondigde moment de laatste kans hebt laten schieten om erkenning uit te spreken naar je vader.
Als ik met spijt terugdenk aan iets dat ik heb laten liggen, dan is het dat: mijn vader laten wegglippen zonder hem een woord van dank in te fluisteren. Dat zal jou niet overkomen; jij hebt deze column gelezen.