De pop
Ze wist niet beter of ze had die pop al haar hele leven. Eigenlijk was het best een lelijk ding. Niet eens echt haar, maar in reliëf in het hardplastiek poppenhoofd geperst. Waar Suzanne ook ging, de pop ging mee. Maar nu was ze vijftien en dan speelde je niet meer met poppen. Dus ging de pop weg. De container in. Toen ze thuis kwam van school zag ze de vuilniswagen komen. Bij het legen van hun vuilcontainer, zag ze nog net haar pop in de vuilniswagen vallen. Ze onderdrukte een gevoel van spijt. Kom op zeg, het was maar een pop. En nog een stomme ook. Na het eten gingen haar ouders naar een feestje. Ze was dus alleen thuis en ging stiekem laat naar bed.
Midden in de nacht werd ze wakker van een vreemd gefluister; "Suzanne, ik zit onder 3 meter afval, maar ik kom je halen!". Suzanne dacht dat ze het gedroomd had en draaide zich weer lekker om. Maar niet veel later hoorde ze het gefluister weer; "Suzanne, ik ben 5 straten van je vandaan, ik kom je halen!". Nu wist ze zeker dat ze het echt gehoord had. En ze werd bang, echt bang. Ze trok het dekbed over haar heen, maar het gefluister bereikte haar ook in haar schijnveiligheid; "Suzanne, ik ben 3 straten van je vandaan, ik kom je halen!" ……. "Suzanne, ik ben 2 straten van je vandaan, ik kom je halen!" ……. "Suzanne, ik ben 1 straat van je vandaan, ik kom je halen!"
Haar hart bonkte van angst bijna haar lichaam uit. Ze wilde wegrennen. Naar buiten, naar de veiligheid van de buren. Maar net toen ze haar slaapkamerdeur open wilde doen, hoorde ze; "Suzanne, ik sta voor je kamer, ik kom je halen!" De enige veilige plek die ze zag was haar kast. Ze bedacht zich geen moment en kroop er diep in weg.
Haar ouders kwamen tegen de ochtend thuis. Ze verbaasde zich over een spoor van huisafval, dat vanaf de oprit de woning in ging. Binnen ging het spoor verder, de gang door, trap op, de kamer in van Suzanne. Het spoor stopte voor de kast. De vader deed de kastdeur open en werd meteen bedolven onder een grote berg stinkende huisafval. Terwijl hij onder de berg afval uit kroop, begon zijn vrouw als een krankzinnige te gillen. In de kast zat Suzanne. Met de angst vastgelegd op haar dode gezicht. In haar armen had ze een pop.
Jan van Oranje